Later zei Huangbo tegen de hoofdmonnik: ‘Die maak je ook niks meer wijs.’
de Linji-lu
Koan 42 – Zou jij het pikken?
Terwijl hij weer begon te schoffelen, zei Linji: ‘Overal cremeren ze de doden, maar ik begraaf ze levend.’
Koan 41 – Wie is de wakkerste?
Linji gooide meester Deshan met stoel en al omver.
Koan 40 – Waarom al die moeite?
Pijnbomen groeien vanzelf.
Koan 39 – Hoe lang gaat dit nog door?
Eindelijk ging Linji een lichtje op: ‘Goh, de leer van Huangbo stelt ook niets voor!’
Koan 38 – Wanneer maak jij er een eind aan?
Puhua nam de doodskist op zijn schouders, sjokte ermee door de straten en riep: ‘Ik ga nu naar de Oostpoort om een einde aan mijn leven te maken!’
Koan 37 – Wat ben jij van plan?
In het klooster op Mount Jing zaten vijfhonderd monniken, maar bijna niemand vroeg meer een gesprek aan. Wat was er aan de hand?
Koan 36 – Waarom kwam Bodhidharma uit het westen?
Zengeest, repeteergeest.
Koan 35 – Welkom of nietkom?
Nondualiteit is is nog geen non-dualiteit.
Koan 34 – Wat is een schreeuw?
De ene schreeuw is de andere niet.
Koan 33 – Wat is het ware gezicht van Guanyin?
Zegt de ene januskop tegen de andere…
Koan 32 – Waarom buig je niet?
Voel je ‘m?
Koan 31 – Heb jij je voeten al gewassen?
Natgaan.
Koan 30 – Hoe groet je een meester?
‘Zeker familie van de meester,’ mopperden de monniken.
Koan 29 – Wat zoek je?
Tot hier en niet verder.
Koan 28 – Schreeuwen of slaan?
Wie zit hier vast, de meester of de leerling?
Koan 27 – Wat is een witte stier op een kale vlakte?
Kalfsleer voor koeienkoppen.
Koan 26 – Lezen monniken soetra’s?
Goudstof is mooi maar in je ogen geeft het staar.
Koan 25 – Waarom dertig stokslagen?
Tand om tand.
Koan 24 – Maakt het wat uit?
Broeder Lepu riep: ‘Hetzelfde, anders, waar denkt u wel dat u bent!’
Koan 23 – Snap jij het?
Buigen en barsten.
Koan 22 – Werelds of heilig?
Non-dualiteit zonder habijt.
Koan 21 – Wanneer hoor je te buigen?
‘Hielenlikker!’ riep Linji. ‘Mattenstikker!’ gilde de oude man terug.
Koan 20 – Wat als het niet komt?
Feest in de Tempel van het Grote Mededogen.