Er is meer bekend over de achtergrond van de boeddhistische monnik wiens gemummificeerde lichaam enkele weken geleden in Buiten-Mongolië is gevonden. Volgens G. Purevbat, een bekende Mongoolse boeddhistische kunstenaar en lama–spirituele leraar—gaat het om een monnik met de naam Sanjjab, die leefde van 1822 tot 1905. Een eerdere veronderstelling dat de mummie tweehonderd jaar oud zou zijn blijkt dus onjuist te zijn.
De mummie- in een meditatieve positie, kwam na meer dan een eeuw in het nieuws doordat een gewetenloze dief er mee aan de haal ging en hem wilde verkopen. Het dode lichaam werd teruggevonden in de Centraal Aziatische land hoofdstad van Ulaanbaatar. Purevbat is betrokken bij het vaststellen van de identiteit van de monnik en onderzoekt hoe het mogelijk is dat het lichaam in zo’n uitstekende staat van preservatie werd aangetroffen. Aarde en stof worden van het lichaam verwijderd alvorens het verder wordt onderzocht en aan het publiek getoond. De mummie, die wordt teruggebracht naar de plek waar hij werd gestolen, zal wel beter worden beveiligd. Volgens Purevbat is de overleden monnik een leerling geweest van de Geser Lama, een gerespecteerde figuur in het Mongoolse boeddhisme die van 1811-1894 leefde.
Gemummificeerde monniken hebben een vitale spirituele kracht voor Mongoolse boeddhisten, waarvan sommigen geloven dat hoge lama’s waarvan organen bewaard zijn gebleven niet echt dood zijn. Zij zien ze als levende wezens.
Jonathan Mair, een autoriteit op het gebied van het boeddhisme aan de Universiteit van Manchester in Groot-Brittannië, zei dat het behoud van lichamelijk relikwieën in het boeddhisme terug gaan naar de Boeddha zelf. ‘In het Tibetaans boeddhisme, zoals beoefend in Mongolië, is het bewaren van organen van belangrijke religieuze leraren heel gewoon. Het lichaam wordt in de lotushouding geplaatst, zoals in dit geval, voordat het wordt verpakt in zout of met andere conserveringsmiddelen behandeld om uiteindelijk te worden opgegraven en in een stoepa of heiligdom gezet.’ De precieze omstandigheden van de mummificatie van Sanjjab zijn nog niet duidelijk en kunnen aan het licht komen nadat het lopende onderzoek voltooid is. Het droge klimaat van Mongolië kan daarbij een rol hebben gespeeld.
Boeddhisten in Mongolië zijn gedurende een groot deel van de twintigste eeuw fanatiek vervolgd toen het land een communistische satelliet van de Sovjet-Unie was. Talrijke stoepa’s, tempels en kloosters werden vernietigd en veel van de vierentwintigduizend lama’s werden door de Sovjets vermoord.
Bron BNN.