Een algemene beheersing van de Tibetaanse taal wordt een vereiste voor niet-inheemse Chinese kaderleden in China’s autonome Tibetaanse regio. In zeven steden in Tibet zijn taalcursussen begonnen. De cursisten halen hun kennis uit de veertigduizend boeken die verspreid zijn.
De Chinese president Xi Jinping benadrukte op een conferentie in september 2014 dat in etnische regio’s de etnische minderheid (Tibetaanse kaderleden) Mandarijn moeten leren en dat leidinggevende Han Chinezen Tibetaans moeten kunnen spreken en lezen. De taalvaardigheid moet een eis worden voor kaderleden. “Je kunt niet de lokale bevolking dienen als je haar taal niet spreekt,’ vindt Xi. De kaderleden zelf hopen niet meer afhankelijk te zijn van Tibetaanse collega’s om contact te maken met de bevolking. Er zijn plannen om ook tv-programma’s in de twee talen uit te zenden.
De Chinese regering heeft in 1987 een wet aangenomen waarin tweetaligheid in Tibet wordt geregeld: Tibetaans en Mandarijn. Meer dan 90 procent van de bevolking –drie miljoen- is van Tibetaanse afkomst. De bedoeling is dat leidinggevenden en bestuurders, als ze beter de taal beheersen, taalbarrières doorbreken en hindernissen oplossen, zo stelt de regering. In de afgelopen twintig jaar zijn ongeveer zesduizend kaderleden van de communistische partij en technische professionals uit verschillende Chinese provincies en gemeenten naar Tibet gegaan om, wat de Chinese regering noemt, de zuidwestelijke autonome regio Tibet te helpen ontwikkelen. Ze blijven meestal drie jaar in Tibet.
Bron BNN.