Een deze week gepubliceerd internationaal rapport van de Verenigde Staten, dat volgens betrokkenen de ware aard van de Chinese Communistische Partij (CCP) onthult en licht werpt op de zogenaamde godsdienstvrijheid in China, stelt vast dat religieuze minderheden, onder wie christenen, moslims en Tibetanen in Peking hun geloof niet mogen belijden.
De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Antony Blinken maakte dat deze week bekend bij de publicatie van het ‘2021 Report on International Religious Freedom.’ In het rapport staat dat christenen, moslims, Tibetaanse boeddhisten en Falun Gong-aanhangers melding maken van ernstige maatschappelijke discriminatie op het gebied van werkgelegenheid, huisvesting en zakelijke kansen in China.
De Chinese regering erkent vijf officiële godsdiensten: boeddhisme, taoïsme, islam, protestantisme en katholicisme. Alleen religieuze groeperingen die behoren tot een van de vijf door de staat goedgekeurde “patriottische religieuze verenigingen” die deze godsdiensten vertegenwoordigen, mogen zich bij de overheid laten registreren en mogen officieel erediensten houden, hoewel andere groeperingen melden dat zij onofficieel bijeenkomen.
Volgens het rapport bleven NGO’s en media melding maken van sterfgevallen in gevangenschap en van het feit dat de regering folteringen, fysiek misbruik, arrestaties, verdwijningen, opsluitingen, gevangenisstraffen, dwangarbeid en gedwongen indoctrinatie in de CCP-ideologie toepaste, en aanhangers van zowel geregistreerde als niet-geregistreerde religieuze groepen lastigviel wegens activiteiten die verband hielden met hun religieuze overtuigingen en praktijken.
De NGO “Mensenrechten zonder grenzen” schat dat de Chinese regering het afgelopen jaar 2.987 personen gevangen heeft gezet wegens het uitoefenen van hun recht op vrijheid van godsdienst of overtuiging.