Nederland overtreedt de Europese wet bij het verlenen van vergunningen aan grote veestallen. Zo stelt het Europese Hof van Justitie in haar uitspraak van 14 januari 2021 in een zaak van Varkens in Nood. Deze uitspraak kan grote gevolgen hebben voor de Nederlandse veehouderij.
In 2017 ging Varkens in Nood samen met de stichtingen Dier&Recht en Leefbaar Buitengebied in beroep bij rechtbank Limburg tegen een vergunning voor een forse staluitbreiding van varkensbaron Adriaan Straathof. Volgens de Nederlandse wet (artikel 6:13 Awb) moest het beroep worden afgewezen, omdat Varkens in Nood eerder geen zienswijzen (een reactie) had ingediend tegen de ontwerpvergunning. Met deze beperking belet de Nederlandse wet de toegang tot de rechter.
Verlenen vergunning in strijd met Europees Recht?
Varkens in Nood ontdekte dat deze inspraakprocedure in strijd is met het Europese Verdrag van Aarhus. Rechtbank Limburg twijfelde over de uitleg van het Verdrag en vroeg advies aan het Europese Hof van Justitie. De uitspraak van het Europese Hof is helder: toegang tot de rechter laten afhangen van een eerdere deelname in een procedure, is in strijd met het Verdrag van Aarhus.
Vergunningen op losse schroeven
Marcel Middelkamp, jurist en milieudeskundige: “Het oordeel van het Hof betekent dat honderden, misschien wel duizenden, omgevingsvergunningen ten onrechte niet aan de rechter mochten worden voorgelegd.” Varkens in Nood gaat onderzoeken of ze met deze uitspraak van het Europese Hof van Justitie ook in beroep kan gaan tegen eerder verleende vergunningen voor grote veestallen.
Het draait om de volgende overweging uit de conclusie van de uitspraak:
Artikel 9, lid 2, van het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden, dat is gesloten te Aarhus op 25 juni 1998 en namens de Europese Gemeenschap is goedgekeurd bij besluit 2005/370, moet aldus worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat de ontvankelijkheid van het daarin bedoelde beroep in rechte, dat wordt ingesteld door niet-gouvernementele organisaties die deel uitmaken van het in artikel 2, punt 5, van dat verdrag bedoelde „betrokken publiek”, afhankelijk wordt gesteld van hun deelname aan de voorbereidingsprocedure voor het bestreden besluit, ook al is deze voorwaarde niet van toepassing wanneer hun redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij daar niet aan hebben deelgenomen.
Hierin staat kort gezegd dat toegang tot de rechter laten afhangen van een eerdere deelname in de procedure (zoals de Nederlandse wet doet met het vereisen van zienswijzen) in strijd is met het Verdrag van Aarhus.
Dit gaat dan over belanghebbenden, het betrokken publiek, dus bijvoorbeeld omwonenden of NGO’s zoals Varkens in Nood. Toegang tot de rechter beperken voor betrokken publiek mag dus niet.