Euthanasie moet in bepaalde gevallen mogelijk zijn, vindt 87 procent van de volwassenen in Nederland. Daartegenover is 8 procent in alle gevallen tegen, en 5 procent kan of wil er niets over zeggen. Dit meldt het CBS op basis van het onderzoek Belevingen 2018.
Religie speelt een duidelijke rol bij de mening over euthanasie. Van de mensen die geen religieuze of levensbeschouwelijke stroming aanhangen, zegt 98 procent euthanasie in bepaalde omstandigheden goed te keuren. Dat aandeel ligt lager onder degenen die wel een religie aanhangen, met grote verschillen tussen de geloofsgroepen. Moslims zijn naar verhouding vaak tegen euthanasie, ruim 4 op de 10 vinden dat euthanasie in geen geval geoorloofd is.
euthanasie bij vergevorderde dementie
80 procent van de volwassen bevolking vindt dat euthanasie mogelijk moet zijn bij mensen met vergevorderde dementie als zij daarom hebben gevraagd toen ze nog bij vol bewustzijn waren. Ook zijn er met ongeveer 75 procent vrij veel voorstanders van de mogelijkheid tot euthanasie voor ongeneeslijk zieke kinderen en voor mensen met ernstige psychische aandoeningen. Er is duidelijk minder steun voor de mogelijkheid tot euthanasie voor mensen die levensmoe zijn, maar verder lichamelijk gezond zijn. Ruim de helft (55 procent) van de volwassenen vindt dat euthanasie voor hen mogelijk moet zijn, terwijl bijna een derde (32 procent) hierop tegen is.
Geen eensgezindheid over rol arts
Van degenen die vinden dat een arts een euthanasieverzoek mag weigeren, vinden bijna 8 op de 10 dat de arts in dat geval wel een doorverwijzing naar een andere arts moet geven. Ruim 1 op de 10 vindt een doorverwijzing geen verplichting van de arts en een even grote groep weet het niet of wil geen antwoord geven.
Volgens de Regionale Toetsingscommissie Euthanasie zijn er 6 126 meldingen van euthanasie geweest in 2018. Dat is 4 procent van het aantal mensen die dat jaar in Nederland zijn overleden.
NVVE – bemoedigend
De Nederlandse vereniging voor een vrijwillig levenseinde ( NVVE) vindt het zeer bemoedigend dat de euthanasiepraktijk op zoveel bijval onder de bevolking kan rekenen. Dat het percentage onder niet-gelovigen zelfs vrijwel 100 bedraagt, is zeer opmerkelijk, aldus de NVVE. De grote steun (80%) voor euthanasie bij mensen met vergevorderde dementie als zij daarom hebben gevraagd toen ze nog bij vol bewustzijn waren, is van groot belang voor artsen en patiënten die met elkaar in gesprek gaan, meent de NVVE.
De NVVE reageert hiermee op het onderzoek van het CBS, waaruit blijkt dat de steun voor het zelfgekozen levenseinde in Nederland enorm is. Opvallend is dat ook in religieuze kringen veel mensen voorstander zijn van euthanasie. Onder katholieken is de groep die euthanasie afwijst met 4% zeer klein (96% voor of onder bepaalde omstandigheden voor). Onder moslims bedraagt het percentage tegenstander 40%. Dat betekent dat een grote groep progressieve moslims (60%) voorstander is, of er nog geen mening over heeft.
Volgens NVVE-directeur Agnes Wolbert komen de cijfers overeen met de bevindingen van de vereniging. ,,Wij hebben inmiddels ruim 172.000 leden en uit al onze contacten blijkt dat we op veel steun en begrip kunnen rekenen.’’ Wel wijst Wolbert erop dat de uitvoering van de euthanasiewet in de dagelijkse praktijk nog altijd op veel hobbels stuit. ,,De NVVE voert jaarlijks ongeveer 40.000 telefoongesprekken met haar leden. Uit veel daarvan blijkt dat mensen dachten dat hun wensen goed geregeld waren, maar dat onvoldoende duidelijk is of hun arts daar wel aan meewerkt.’’ De NVVE voert daarom actie om het gesprek tussen patiënt, familie en de (huis)arts eerder op gang te brengen. Het initiatief daartoe moet vaker bij de arts komen te liggen, vindt de NVVE.
In het debat over de VWS-begroting bepleitten VVD en D66 onlangs meer helderheid van huisartsen over hun standpunt over euthanasie. Tegelijkertijd spoorden ze de minister aan de huisartsen te bewegen het gesprek aan te gaan met hun patiënten over levenseindevraagstukken in het algemeen en euthanasie in het bijzonder. Wolbert: ,,De Kamer heeft nu een stap in de goede richting gezet, maar moet op het vinkentouw blijven zitten over de uitvoering. Alleen als na het gesprek aangaan óók het doorverwijzen naar een collega die wél meewerkt wordt meegenomen in de briefing van de huisartsen, dan hebben we het pas écht goed geregeld voor de patiënt.’’