De eerder aangekondigde herpublicatie van het boek “Het Buddhisme en zijn stichter” is enige tijd uitgesteld, het boek zou oorspronkelijk in het vierde kwartaal van 2018 worden uitgegeven. De reden hiervoor is dat de auteurs het onderling niet eens konden worden over de inhoud van de teksten. De verantwoordelijke voor de inleiding, T. Halbertsma, wilde volgens het Nederlands Boeddhistisch Archief (NBA), in een erg laat stadium geen boeddhistische inbedding. Hierdoor viel de belangrijkste grondslag voor het NBA weg.
Een publicatie onder de voorwaarden van Halbertsma zal volgens het archief dientengevolge geen recht doen aan dit initiatief van het NBA. Ook bleek volgens het NBA de financiering moeilijk rond te krijgen, ondanks eerdere toezeggingen van Uitgeverij Bornmeer / Noordboek. Het NBA laat de uitgever weten niet akkoord te gaan met de publicatie, met name omdat het concept en verdere initiatieven i.v.m. deze publicatie afkomstig zijn van het NBA. Hierdoor liggen zowel het concept als de intellectuele rechten bij het NBA. Het NBA zegt de gang van zaken te betreuren.
Het “Het Buddhisme en zijn stichter” zal nu geheel onder NBA redactie uitgeven worden.
‘het boeddhisme’
In 1843 verscheen het oudste geschrift in het Nederlands waarin een beschrijving van ‘het boeddhisme’ werd gegeven. De auteur van het geschrift was de doopsgezinde predikant dr. J.H. Halbertsma (1789-1869) en het boekje was getiteld ‘Het Buddhisme en zijn Stichter’. Het boekje is momenteel mede onder de aandacht gekomen dankzij inspanningen van Jacques den Boer in zijn artikel Tulpenboeddhisme, welke eerder gepubliceerd is in het Boeddhistisch Dagblad.
Nu 175 jaar later heeft het Nederlands Boeddhistisch Archief (NBA) het initiatief opgepakt om het boek opnieuw te laten uitgeven met behulp van de Halbertsma stichting en uitgeverij Bornmeer uit Gorredijk. Die publicatie gaat in die vorm dus niet door.
Joost Hiddes Halbertsma werd op 23 oktober 1789 te Grouw geboren als zoon van Hidde Halbertsma en Ruurdje Tjallings Binnerts. Hij trouwde op 10 mei 1816 met Johanna Iskje Hoekema uit Workum en stierf op 27 februari 1869 te Deventer. Ze zouden samen vijf zoons krijgen in een goed maar niet probleemloos huwelijk.
Na zijn studie aan de Latijnse school te Leeuwarden studeerde Halbertsma van 1807 tot 1813 aan de Doopsgezinde Kweekschool te Amsterdam en het Athenaeum Illustre, waar hij zich in theologie en Noordse talen verdiepte. Al tijdens zijn predikantschap te Bolsward (1814-1821) deed Joost van zich spreken. In 1822 vertrok hij naar Deventer, waar hij met grote verwachtingen werd binnengehaald. Het predikantschap bevredigde Halbertsma echter niet, hij was meer litterator en geleerde dan dominee. In 1822, het jaar van zijn beroeping, liet hij op eigen kosten zijn eerste Friese geschrift drukken. Zijn bekendheid werd groter, toen hem vanuit Bolsward verzocht werd bij de grote Gysbert Japicx-hcrdenking in 1823 een rede te houden. Een gevolg hiervan was, dat hij in de Leidse Maatschappij van Letterkunde werd opgenomen.
Halbertsma’s belangstelling was breed, zijn bibliotheek groeide en zijn huis leek op den duur meer een museum. Een voorstel van Halbertsma in 1853 aan de Gedeputeerde Staten van Friesland leidde in 1855 tot de oprichting van een ‘Kabinet van Oudheden’ (later ‘t Fries Museum). Zijn eigen verzameling Friese oudheden, die hij in dat jaar schonk, vormde de basis van dit Kabinet. Met vele tijdgenoten voelde Halbertsma de noodzaak van taal-en dialectonderzoek. Hij was daarin zeer actief en ontwikkelde zich tot de grootste Nederlandse dialectkundige uit de eerste helft van de negentiende eeuw. Zijn benoeming tot correspondent van het Koninklijk Nederlandsch Instituut van Wetenschappen bracht hem in aanraking met Rasmus Rask, een Deense taalgeleerde en kenner van het IJslands, met Jacob Grimm uit Göttingen, de grondlegger van de Duitse filologie, met Robert Southey, de Engelse romantische dichter, en met Joseph Bosworth, hoogleraar in het Angelsaksisch te Oxford. In 1836 volgden zijn lidmaatschap van de tweede klasse van het Koninklijk Nederlandsch Instituut van Wetenschappen en benoemingen tot lid van binnen-en buitenlandse genootschappen.
In 1843 verscheen het enige boek dat direct met zijn ambt van doen had: ‘De doopsgezinden en hunne herkomst’. Hierin weet hij de sterke daling van het aantal doopsgezinden in Nederland aan de opkomende orthodoxe stroming binnen hun gelederen. Halbertsma meende dat veel vrijzinnig denkende doopsgezinden vooral door die geest van orthodoxie naar de hervormde kerk waren uitgeweken. Deze openlijke waarschuwing aan jonge doopsgezinde predikanten werd hem niet in dank afgenomen.
Auteur: B. Rademaker-Helfferich, Uit: Overijsselse Biografieën.