Al 12 jaar hoopt de Boeddhistisch Unie België (BUB) dat het boeddhisme door de Belgische staat erkend zal worden als officiele levensbeschouwing. Het financiële belang is groot. Voorgangers van de zes erkende erediensten, zoals Imans, priesters en rabbi’s, staan nu al op de loonlijst van de staat en ontvangen maandelijks een wedde en bouwen pensioen op. De voorgangerboeddhisten hopen ook een graantje mee te pikken en niet langer te hoeven leven van dana. Het boeddhisme als beroep.
Het bestuurslid Lea Vanrompay van het in financiële problemen verkerende boeddhistisch instituut Yeunten Ling in Huy zei deze week in het BD te hopen dat de erkenning van het boeddhisme er snel komt maar zei ook te betwijfelen of het dit jaar nog zal gebeuren. En volgend jaar zijn er verkiezingen in België en kan het politieke toneel veranderen. Als de monniken in Huy een maandelijkse toelage krijgen zou dat de financiële nood van Yeunten Ling aanmerkelijk lenigen.
De BUB wordt al jaren lang gefinancierd door de Belgische staat om de erkenning van het boeddhisme voor te bereiden. BUB-voorzitter Carlo Luyckx zei tegen de Vlaamse krant De Standaard dat hij hoopt dat nog voor het eind van dit jaar een wetsontwerp van het kabinet van federaal minister van justitie Koen Geens naar de ministerraad wordt gestuurd. En als dat niet lukt, dan hoopt Luyckx tenminste tegen het einde van de regeerperiode resultaat te zien.
Anders dan in Nederland kent België deelstaten- die de erkenning moeten goedkeuren. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft al laten weten geen probleem te hebben met een erkenning. Bij de Vlamingen is het dossier nog in voorbereiding, ze lijken tegen te gaan stemmen. Luyckx meent dat een erkenning van het boeddhisme in België logisch is. Volgens hem zijn er in België 150.000 beoefenaars -in Nederland met meer dan honderd sangha’s en 45 organisaties die bij de BUN zijn aangesloten 52.000 na eerdere becijferingen van honderdduizenden boeddhisten- – en een veel groter aantal geïnteresseerden. Officiële goedkeuring van de overheid zou volgens hem helpen de boeddhistische ideeën verder te verspreiden. ‘Een erkenning laat ons toe boeddhistische lessen te geven op scholen, als ouders daarom vragen voor hun kinderen. Ook zouden er aalmoezeniers in ziekenhuizen en gevangenissen mensen kunnen helpen, door bijvoorbeeld meditatie te introduceren,’ zegt Luyckx in De Standaard.
Geestelijke verzorgers
In Nederland zijn er al jaren geestelijke verzorgers in gevangenissen actief. Ze zijn in dienst van het ministerie van justitie en veiligheid. Ook in ziekenhuis en hospices zijn boeddhisten werkzaam, al of niet als vrijwilliger. Met ingang van het schooljaar 2018-2019 wordt er op openbare lagere scholen in Nederland boeddhistisch vormingsonderwijs aangeboden. Boeddhistisch vormingsonderwijs wil kinderen kennis laten maken met het leven en de leer van de Boeddha, waarin ethiek een essentiële rol speelt. Vanuit verschillende boeddhistische tradities wordt er vorm en inhoud aan de lessen gegeven, toegesneden op de leeftijd van de leerlingen.
De lessen bestaan uit een afwisseling aan werkvormen zoals verhalen en gedichten, aandachtsoefeningen, spel en creatieve opdrachten. Naar aanleiding van deze activiteiten vindt onderlinge uitwisseling plaats. Het vormingsonderwijs voor openbare lagere scholen wordt gefinancierd door het Ministerie van Onderwijs en uitgevoerd door de stichting GVO/HVO.
Tolerantie
De erkenning van het boeddhisme door de Belgische overheid is goed voor de hele gemeenschap, vindt Luyckx. Hij denkt dat de boodschap van tolerantie, waar het boeddhisme voor staat, een interessante toevoeging kan zijn aan het maatschappelijke debat, zeker in tijden van terreur. Een teken van hoop van de BUB-voorzitter in een tijd waarin het boeddhisme wereldwijd te maken heeft met seksueel wangedrag in sangha’s, machtsmisbruik, moord en doodslag, verkrachting en brandstichting door boeddhisten in Birma en corruptie en zelfverrijking in de Thaise boeddhistische gemeenschap en het verdrijven van andersdenkenden in het zogenoemde boeddhistische koninkrijk Bhutan.
De Belgische boeddhisten mikken op een erkenning als niet-confessionele zedenleer, net als de vrijzinnigen. Ze willen van een tiental consulenten in het eerste jaar van de erkenning, evolueren naar ruim honderd in tien jaar. De Vlaamse boeddhist en psychiater en voormalig voorzitter van de BUB Edel Maex heeft al meerdere malen in het Boeddhistisch Dagblad betoogd te hopen dat het systeem van de financiering van levensbeschouwingen wordt stopgezet. Hij noemt het een achterhaald principe en een aantasting van de scheiding van kerk en staat. Maex meent dat het boeddhisme in België ook heel goed zonder overheidssteun kan, waaraan ieder belastingbetaler mee moet betalen. Hij vreest ook de controle door de overheid op het reilen en zeilen van gelovigen in een België waar steeds meer gelovigen de kerk verlaten.
Kerkfabrieken
Anders dan in België is in Nederland honorering van voorgangers van godsdienstige of religieuze organisaties door het rijk niet aan de orde. Die moeten zelf hun broek ophouden. Steeds meer kerken sluiten. België kent het systeem van zogenoemde kerkfabrieken. De oprichting van de kerkfabrieken dateert uit de periode van de Franse Revolutie en het bewind van Napoleon. Tijdens de Franse Revolutie werden alle kerkelijke goederen onteigend en ter beschikking van de natie gesteld, onder het beding “op een behoorlijke wijze te voorzien in de kosten van de eredienst, in het onderhoud van de priesters en in de ondersteuning van de armen”.
Onder de Convention Nationale (Nationale Conventie (Frankrijk)) en het Directoire werden de kerkelijke goederen verkwist. De beoefening van de eredienst werd afgeschaft en vele geestelijken werden vervolgd. Door het Concordaat dat Eerste Consul Napoleon Bonaparte op 15 juli 1801 (26 messidor van het jaar IX) afsloot met Paus Pius VII kwam hierin verandering. Op 29 april 1803 werden de bisschoppen gelast tot instelling van de kerkfabrieken en het opstellen van functioneringsreglementen.
In België is het sinds het Concordaat zo dat de pastoors – later kwamen hier ook andere bedienaren van erkende godsdiensten in aanmerking – een bescheiden wedde ontvangen van het Ministerie van Justitie – departement eredienst, en dat de gemeenten moeten instaan voor een woonplaats voor de pastoor en een vergaderruimte voor de kerkfabriek.
De kerkfabriek heeft als taak de eredienst mogelijk te maken. Dit betekent dat zij instaat voor het onderhoud van het kerkgebouw, het orgel, de liturgische kleding en het liturgisch vaatwerk. Ook zorgt ze voor de aankoop van hosties, miswijn, kaarsen en eventueel nieuw linnen of vaatwerk. Verder betaalt zij de casuelen van priester en organist. De kerkfabriek heeft haar inkomsten uit de verkoop van kaarsen, een deel van de collecte, de misintenties, in bijzonder bij uitvaarten en huwelijken. Verder heeft een kerkfabriek vaak gronden, die verpacht worden, of eigendommen die verhuurd worden.
Meestal slaagt de kerkfabriek er niet in om een begroting in evenwicht in te dienen bij het gemeentebestuur en de provincie. Deze zijn dan verplicht om de tekorten aan te vullen. Bijzonder zware kostenposten zijn vaak binnen- en buitenrestauratie van het gebouw en de restauratie van het orgel. Doordat hier grote budgetten moeten worden vrijgemaakt, raken deze projecten vaak op de lange baan.
Geneviève Colsoul zegt
De wettelijke erkenning van het boeddhisme in België kan ongetwijfeld aan vele sangha’s, die er tot nu toe met moeite in slagen financieel te ‘overleven’, meer ademruimte geven, en meer stabiliteit in hun functioneren. Het Boeddhisme is een spirituele traditie die, net als de reeds gevestigde waarden, in deze pluralistische samenleving recht heeft van bestaan. Misschien kan de mogelijke erkenning een kans bieden om een en ander te regelen, door aan die erkenning bepaalde voorwaarden te verbinden, o.a qua interne organisatie, en qua vorming van de leraars. Wat de interne organisatie betreft, moet er nog een begin gemaakt worden met het bevrijden van de leraar uit zijn solitaire machtspositie, en hem te laten omringen door een of andere adviesorgaan die een weerwoord kan bieden aan ongelukkige beleidsbeslissingen en tegen-overdrachtsreacties. Aan dit adviesorgaan moeten noodzakelijk ook voldoende leden actief participeren die geen student zijn van dezelfde leraar, en dus ook niet gehinderd worden door hun loyauteit aan die persoon om vrijuit een standpunt in te nemen. Misschien kan dit één mogelijke maatregel zijn die mede kan helpen om de grensoverschrijdend problemen in dergelijke gemeenschappen te voorkomen. Wat de vorming van de leraars betreft, kan hun uitbetaling gelinkt worden aan vereisten wat hun basisvorming betreft- naast natuurlijk de training die ze binnen hun traditie doorlopen hebben. Dit is immers de gangbare praktijk in alle gesubsidieerde hulpverlenende beroepen. Een spirituele begeleiding kan ook zo omschreven worden.
kees moerbeek zegt
Met alle respect, Geneviève, de staat moet op geen enkele wijze dan ook verantwoordelijk gesteld worden voor de geldelijke ademruimte, het (financieel) overleven van sangha’s of welke religieuze gemeenschap dan ook. Vrijheid van geweten/religie betekent m.i. niet dat de belastingbetaler de beurs moet trekken. Het is een strikt persoonlijke zaak en de staat moet de vrijheid van geweten/religie beschermen voor ongelijke behandeling. Waarom een pastoor/sensei een staatsinkomen en een fietsenmaker niet.
In de ‘Nederlanden’, Noord en Zuid, zouden wij toch begrepen moeten hebben dat de staat zich verre moet houden van het financieren van het geweten en de religieuze overtuiging van de bevolking. Laat staan dat de staat of de belastingbetaler religieuzen moet onderhouden.
Als de staat religieuze groeperingen financiert zou dit een machtsmiddel zijn om misbruik en ander grensoverschrijdend gedrag in gemeenschappen te bestrijden, lees ik uit je reactie. Ik wist niet dat het zo erg was in onze respectievelijke rechtsstaten.