De kloostergemeenschap van het Samdrub Darjay Chöling klooster in Sonada, India, de hoofdzetel van een wereldwijd net van boeddhistische centra in onder andere Frankrijk en België, beschuldigt de huidige lijnhouder Yangsi Kalu rinpoche ervan de organisatie door wangedrag en financiële manipulaties op de rand van de afgrond te hebben gebracht. De situatie is het best te vergelijken met ‘een moederloze wees, die hulpeloos in zijn eentje door de straten ronddwaalt’ schrijft de kloostergemeenschap in een recent uitgegeven verklaring. De monniken nemen nu voorlopig de bedrijfsvoering van het klooster in eigen hand.
Yangsi Kalu (1990) is de opvolger en volgens de kloostergemeenschap de reïncarnatie van de voorgaande Kalu rinpoche Rangjung Kunkhyab, lijnhouder van de eeuwenoude organisatie, die deze vorm van dharma naar het Westen bracht en in 1989 overleed. De beschuldigingen aan het adres van de Tweede Kalu zijn niet mis. De monniken en lekenmedewerkers van het klooster zeggen Yangsi Kalu met groot enthousiasme en achting te hebben ontvangen als de echte reïncarnatie van Kalu rinpoche Rangjung Kunkhyab, tot ze na zijn vertrek in 2009, toen hij het kloosterleven vaarwel zei, achter zijn financiële escapades kwam. Aan Yangsi Kalu werden na een aantal jaren studie en een retraite van drie jaar en drie maanden alle interne en externe zaken van het klooster toevertrouwd, ook het beheer over de financiën.
Vanaf dit moment hebben we alles in het werk gesteld om zo goed mogelijk te beantwoorden aan zijn wensen en gedachten. Toch heeft hij in 2009 het kloosterleven vaarwel gezegd zonder rekening te houden met zijn meesters en leerlingen van de overdrachtslijn. Bovendien heeft hij de reputatie van de voormalige Kalu rinpoche zoveel mogelijk schade toegebracht. Dit alles heeft zowel leerlingen als volgers van zijn voorganger in moeilijkheden gebracht. Velen voelen zich verward en ontgoocheld, maar verloren ook elk vertrouwen in de huidige reïncarnatie. De toestand is zelfs in die mate verslechterd dat we ons schaamden om audiëntie aan te vragen bij grote meesters als de Dalai Lama en Gyalwang Karmapa, schrijven de kloosterlingen en medewerkers.
Boeddhabeelden in het geheim verkocht
Ze beschuldigen de Tweede Kalu ervan in het geheim enkele persoonlijke bezittingen van zijn voorganger voor een veel te lage prijs te hebben verkocht. Onder andere waardevolle antieke Boeddhabeelden en onschatbare antieke religieuze voorwerpen uit het persoonlijk heiligdom van Kyabje Kalu rinpoche. Uit de open brief aan de sangha’s wereldwijd: ‘Zonder schaamte maakte hij ook gebruik van belangrijke schenkingen aan de voormalige Kalu rinpoche en de kloostergemeenschap. Het feit dat hij zelf de huidige reïncarnatie van Kalu rinpoche is, brengt ons nog meer in verlegenheid. Tijdens de laatste acht jaar heeft hij de administratie van het klooster totaal verwaarloosd. Gedurende die periode hebben de Indiase autoriteiten de liefdadigheidsinstelling – opgericht door zijn voorganger om de buitenlandse fondsen te beheren – ongeldig verklaard wegens gebrek aan actuele jaarlijkse belastingaangiftes.
De liefdadigheidsinstelling is in het leven geroepen om de levensvoorwaarden, de opvoeding, de gezondheidsdiensten enz. voor de monniken in het klooster te bewaken. Deze liefdadigheidsinstelling bestaat dus alleen voor het welzijn van de kloostergemeenschap en is nooit bedoeld om de luxueuze levensstijl van één individu -de Tweede Kalu- te verzekeren.’
Uit de brief: ‘De afgelopen jaren heeft de (Tweede) Kalu enkele lama’s van verschillende met ons klooster verbonden boeddhistische centra afgezet. Al deze lama’s hadden een onwrikbaar vertrouwen in zijn voorganger. Daarenboven heeft hij het ook de medewerkers in het klooster lastig gemaakt en de moed ontnomen van degenen, die jarenlang toewijding betoonden aan zijn voorganger. Deze mensen zijn zelfs bereid hun leven op te offeren voor het in stand houden van het klooster. Tenslotte heeft hij ook het slot van een deur van een van onze beheerders open gebroken en daardoor als het ware ook de private ruimte en bezittingen geschonden.
Bankrekening geblokkeerd
Terwijl ongeveer 300 monniken en leken gedurende de heilige maand van Saka-Dawa (vesak) voor de 100 miljoen Mani recitatie samenkwamen, blokkeerde hij de bankrekening van de liefdadigheidsorganisatie, waardoor tijdens die maand geen geld van de rekening gehaald kon worden. Als gevolg daarvan kon men amper voorzien in de basisvoeding voor de monniken, nog afgezien van de andere noden en uitgaven. Op die manier ging hij (de Tweede Kalu) – en gaat hij nog steeds – geheel in tegen de fundamentele menselijke ethiek en normen, om niet te spreken van de dharma. Dit alles creëert een ondraaglijke toestand voor allen die een onwankelbaar vertrouwen hebben in zijn voorganger.’
Ondanks het feit dat de toestand zich volgens het slechtst mogelijke scenario heeft ontwikkeld, houden alle goed opgeleide, welmenende, bekwame Lama’s en kloosterlingen – samen met alle monniken en leken, die verbonden zijn met het klooster – momenteel stand, dankzij de volgelingen en lekenweldoeners wereldwijd. Het klooster zegt eensgezind de kwaliteit van de kloosteropleiding en gezondheidsdiensten bewaard.
De kloostergemeenschap roept alle klooster- en lekenvolgelingen op in de boeddhistische centra wereldwijd om het klooster financieel te blijven steunen. De giften zullen niet in handen vallen van de Tweede Kalu, garanderen de monniken, en niet misbruikt worden voor private – en zeker niet voor zinloze persoonlijke – doeleinden.
Deur op een kier
De kloosterlingen en leken houden de deur op een kier voor de Tweede Kalu. ‘Hij zal onze hoop en dromen voor dit leven en het volgende in de toekomst alleen waardig zijn, als hij erin slaagt het wereldlijke en religieuze respect van iedereen terug te winnen. Als hij weer in staat is, de volle verantwoordelijkheid op zich te nemen, zullen we hem zonder koppigheid de externe en interne zaken van het klooster toevertrouwen. Als hij echter blijft doorgaan met het huidige onethische en aanstootgevende gedrag, staat het voor ons vast dat we hem het klooster, en alles wat daarbij hoort, niet zullen toevertrouwen. Niettemin ligt het niet in onze macht om ons te mengen in wat hij persoonlijk doet, of om daar een einde aan te maken. Als we hem nu de verantwoordelijkheid over het klooster zouden geven, in de verwachting dat hij automatisch de verplichtingen daaromtrent op zich zou nemen, dan zou ons klooster en zijn gemeenschap zo goed als zeker ten onder gaan.’