Beeldend kunstenaar Paula Kuitenbrouwer leeft sinds januari in Ierland met haar man en dochter. Onlangs bezocht zij de Kilmacurragh Botanische tuin aan de oostkust, ten zuiden van Dublin.
We rijden slingerend door een heuvellandschap al vroeg in de ochtend naar Kilmacurragh. Dit is de ‘Secret Garden’ van Ierland en secret verwijst zowel naar het beroemde kinderboek van Frances Hodgson Burnett waarin een jong meisje een vergeten tuin ontdekt én naar de inmiddels gerestaureerde Britse ‘Lost Gardens of Heligan’.
Ierlands vergeten botanische tuin is aangelegd door de rijke familie Acton. Deze familie verdiende een fortuin tijdens de koloniale periode. Nadat het landgoed in handen viel van een Duitser en daarna een strijd ontstond over eigendomsrechten, zijn de tuinen en het landhuis in verval geraakt.
Verhalen over het verval van cultureel of historisch erfgoed zijn meestal schrijnend. Vaak is er sprake van een cyclisch aspect: de opbouw van extreme en exotische grandeur, het langdurige genot van een plek en daarna het stadium van verval. Dan breekt er een lange tijd aan waarin niets lijkt te gebeuren. Maar uiteraard is dat niet zo; de natuur staat nimmer stil en kunstschatten verdwijnen onder het zand, tuinen raken overgroeid en huizen veranderen in ruïnes. De zee, woestijn, een landgoed neemt de plek waar de mens domineerde weer over. Dan herontdekt de mens het historische, culturele of in dit geval architectonische en botanische erfgoed en ontstaan er plannen voor renovatie. Een leger vrijwilligers zet zich met ziel en zaligheid in, soms gevolgd door banken die met ziel en inhaligheid de zaak gaan financieren. De mens vergeet veel. Niet alleen tuinen maar ook delen uit zijn jeugd en vaak ook zelfs wat men werkelijk wil doen in dit leven.
Op een deur van een tijdelijke bouwkeet, lees ik een uitdrukkelijk verzoek geen planten te plukken, geen zaden te stelen en vooral de Chileense cipres, een zeer zeldzame struik die in het thuisland Chili, is uitgestorven, te retourneren. Hemeltje, hier is dus een zeldzame boom met kluit en al uitgegraven en gestolen. Hoe onnadenkend en ongevoelig is een dief om een exotische en zeer zeldzame boom, die afhankelijk is van de specifieke samenstelling van de grond, te jatten voor handel of individueel horticultureel genot? Stel je voor dat zo’n exotische boom uitsterft door een mislukte herplanting. Dat tikt flink wat karma punten aan.
De bomen zijn schitterend en hoog. Vele zijn ‘champion trees’ hetgeen betekent dat ze de hoogste, zeldzaamste of oudste bomen van Ierland zijn. De rododendrons zijn op sommige plaatsen wel tien meter naar het licht gegroeid en zo dik geworden als dunne eikenbomen. De magnolia is zo enorm groot dat ik er moeite mee had te geloven dat deze struik geen groeihormonen heeft gehad. De tuin kent vele zeldzame bomen uit de Himalaya en Latijns Amerika, bomen die in deze landen uitgestorven zijn.
Hetgeen me het meest bijblijft, is dat we op een windstille plek komen waar je de bomen ruikt. Nee, niet de bloemen of dennenappels van de bomen, maar de geur van warm hout, van boomschors. Een warme kruidige houtgeur die ik nergens zo opvallend heb geroken als in deze Kilmacurragh tuin.
Op de terugweg, al rijdende richting Dublin over de fraaie N11, die slingert langs de kust, bedenk ik dat veel botanische tuinen symbool staan voor het boeddhistische pad. Ik herinner mij de oude botanische tuin in hartje Utrecht, nabij het Universiteitsmuseum, die ook was vergeten en door vrijwilligers opnieuw is vormgegeven. Idem dito de Engelse tuinen van Heligan en dan deze Ierse Kilmacurragh tuin. Het cyclisch aspect van de opbouw, verval en herontdekken van botanisch grandeur zien we ook in een mensenleven. We worden geboren in een veilig land, krijgen gratis kindervaccinaties en scholing, en groeien welvarend op. Dan volgt er een (veelal) langdurige periode van mogelijkheden en levensgenot waarna we bewust gaan worden van de relativiteit van dingen die in eerste instantie zo belangrijk leken en van verval. Ons ego heeft dan lange tijd vrij spel gehad en, zoals hulst en onkruid, onze bloeiende Boeddhanatuur overwoekerd. Uiteindelijk vallen we uit ons zelf geconstrueerde paradijs. We gaan op yoga of we leren te mediteren en door hard werken en het terugsnoeien van stekelige hechtingen en onwenselijke gedachten, herontdekken we weer een paradijselijke staat. Ik wil benadrukken het woordje herontdekken. Want toen ik daar in die prachtige Kilmacurragh tuin stond te kijken naar de bloemen die naar de hemel groeien en de warme, kruidige houtgeuren rook, dacht ik; ‘Hoe kan dit ooit zijn vergeten?’
Lees hier meer over Paula Kuitenbrouwer
[…] My latest article in the Dutch Buddhist Newspaper is here. […]