De ‘boeddhisten‘ worden ze genoemd in de bajes, de boeddhistische geestelijk verzorgers. Gedetineerden zijn meer dan hun daad, vinden ze en zo gaan ze ook met gedetineerden om. Dat is ook de opvatting van oud-gevangenisdirecteur Frans Douw die eind 2015 met pensioen ging na een lange carrière die volledig in het teken heeft gestaan van wat hij ‘menswaardige detentie’ noemt: gedetineerden verdienen veel meer vertrouwen en autonomie dan ze doorgaans in een gevangenis krijgen.
In zijn boek ‘Het zijn mensen’ schrijft hij over het gevangeniswezen en zijn rol daarbinnen. Een gevangenis is een omgeving waarin ongelijkheid, angst en onderdrukking een grote rol spelen. Eigenlijk staat de gevangenis voor alles wat Douw haat. En precies dat maakte hem tot een gedreven mensen-directeur. Douw ging eind 2015 met pensioen na een lange carrière die volledig in het teken heeft gestaan van wat hij ‘menswaardige detentie’ noemt: gedetineerden verdienen veel meer vertrouwen en autonomie dan ze doorgaans in een gevangenis krijgen. Dat helpt om de schade van detentie te beperken, maar ook kunnen ze zich zo beter voorbereiden op hun terugkeer in de maatschappij. Openhartig en met vaardige pen beschrijft hij in ‘Het zijn mensen’ zijn loopbaan in verschillende Nederlandse gevangenissen en klinieken en neemt hij zijn lezers mee naar een wereld die voor de meesten van ons gesloten blijft. Hij maakt invoelbaar wat in de krant of bij de politiek vaak onzichtbaar blijft: gevangenen zijn eerst en vooral mensen met recht op herstel en terugkeer.
Een passage uit het boek: ‘Even later stapte ik de observatiecel binnen. De schuimrubber matrasblokken lagen verspreid door de ruimte en op een van hen zat mevrouw Carlsen. ‘Dag mevrouw Carlsen. Ik ben de directeur, Frans Douw.’ De kleine, magere vrouw was een jaar of dertig. Ze keek me gespannen onderzoekend aan, en zei niets. Ik hurkte diep door de knieën en nam ook plaats op een blok, maakte het me gemakkelijk en keek rond. Tussen ons in stonden een stuk of vijf plastic waterbekertjes. Ik zag dat ze gevuld waren met ontlasting.
‘Komt u om me te neuken?’ ‘Nee, dat niet. Ik kom even kijken hoe het met u gaat.’ ‘Grappig. Ik ben hier namelijk niet.’ ‘Oké, dan zit ik hier even, als u het goedvindt.’ We zwegen een tijdje. Ik rook een weeïge lucht maar had daar geen last van. Ik ontspande me. Mevrouw Carlsen observeerde me aandachtig. ‘U bent een lieve man.’ ‘Dank u. Fijn dat u dat zegt.’ ‘De mensen daar komen me hier elke dag neuken.’ ‘Welke mensen?’ ‘Zij allemaal.’ Ze knikte naar de deuropening. Twee collega’s stonden in de cel, twee op de gang. ‘Ik ga mijn best doen, zodat u rust krijgt. De dokter komt straks.’‘ Ik wil geen pillen meer.’ ‘Het belangrijkste is dat u zich goed gaat voelen.’ ‘Als de dokter komt, ben ik er niet.’ ‘Ik moet naar Den Haag, daarom heb ik dit pak aan. Ik kom deze week nog even langs.’
(…) Terwijl ik de cel verliet keek ik nog even om en zag de starende blik waarmee ze me nakeek. In de trein naar Den Haag belde het afdelingshoofd: ‘Toen de collega’s de deur weer opendraaiden kregen ze de volle laag. Poep en pies, midden in hun gezicht. Ze zijn naar huis om zich om te kleden.’
Frans Douw werkte op de psychiatrisch-forensische afdeling van de Bijlmerbajes en kwam op in de hal van het NS-station Amsterdam Centraal geregeld oud-gedetineerden tegen. De reizigers liepen om de man of vrouw heen alsof zo iemand niet bestaat. Douw zegt dat dat hem raakte, hoe kan je zo met mensen omgaan? Voor hem betekende dat nog meer motivatie om zich voor deze mensen in te zetten.
Zoals in een vorige aflevering van Boeddha in de bajes een gevangenbewaarder al schreef zitten veel psychiatrisch patiënten opgesloten in gevangenissen. Ze horen er eigenlijk niet thuis maar veel psychiatrische instellingen zijn gesloten en de bewoners de straat op geschopt. Ook Douw zag als directeur van de Forensische Observatie- en Behandelingsafdeling in de Bijlmerbajes mensen die in andere gevangenissen waren stukgelopen vanwege psychiatrische problemen. Vaak hadden ze lang in isoleercellen gezeten of zonder behandeling opgesloten, zoals de gevangenbewaarder schreef.
Frans Douw werkte veertig jaar in het gevangeniswezen, hij was directeur van vier gevangenissen. Hij beleefde hoe gedetineerden in een hokje werden geplaatst, dat er soms -door een collega directeur- over werd gepraat alsof het dieren zijn.
De oud-gevangenisdirecteur schrijft niet alleen over zijn werk in de bajes maar richt zijn blik ook op de maatschappij, de leverancier van gedetineerden. Armoe, dakloosheid, ontspoorde gezinnen. Daar hebben we als samenleving, als burgers, liever niet mee te maken. Een gebrek aan zorg voor elkaar. Terwijl je ook even contact kunt maken, laten zien dat je iemand opmerkt, vindt Douw.
Zo deed hij dat ook in de gevangenis: altijd de mens zien. Iemand die iets verschrikkelijks heeft gedaan, heeft ook altijd andere kanten. Daarnaast probeerde hij te begrijpen waar de daad vandaan komt, wat die persoon zélf heeft meegemaakt, bijvoorbeeld in zijn jeugd. ‘Meestal is een dader zelf ook een slachtoffer geweest,’ zegt hij in een interview in een Amsterdamse krant
Die instelling vraagt oefening, erkent hij. ‘We zijn geneigd de wereld in te delen in goed en kwaad. Het is prettig om te denken dat een gevangene een ander soort mens is dan jij, dan kun je jezelf weer beter voelen. Maar in ieder van ons schuilt een dader: je kunt niet leven zonder dat je anderen onrecht aandoet. Ook dan hoor je bij de gemeenschap, het is belangrijk niemand uit te sluiten.’
We zijn niet meer de milde straffers die we in Europa altijd waren, constateert Douw. Hij is niet tegen straffen, integendeel. ‘We kunnen niet accepteren dat mensen geweld gebruiken of zich spullen van een ander toe-eigenen. Maar een straf of maatregel die je oplegt, moet wel de veiligheid dienen.’
Een lezer van het Boeddhistisch Dagblad reageerde op een vorige aflevering van Boeddha in de bajes dat criminelen geen recht hebben op een goede, allemaal luxe zegt hij, het verblijf in de bajes die hij vergelijkt met het Hiltonhotel. Douw erkent dat de situatie in gevangenissen behoorlijk luxe lijkt maar ook bureaucratisch is en gestuurd door regels. Dat schept afstand, werkt vervreemdend, de menselijke maat lijkt weg, vindt hij.
Het werk in de gevangenis behelst volgens Douw méér dan opsluiten, maar mensen voor te bereiden op terugkeer in de samenleving en ze uit te nodigen andere keuzes te maken. Als iemand een zwaar vergrijp heeft gepleegd, is dat een heel moeilijke weg, maar je kunt herstellen. ‘Het gaat niet altijd goed: dat risico zul je moeten nemen. Het alternatief is iedereen die iets verkeerd heeft gedaan opsluiten en de sleutel weggooien.’