Nadat een timmerman afgelopen week de balkondeur heeft vervangen heb ik de planten in kuipen op het balkon van de Kloosterbunker onder handen genomen. Er lagen stukjes gefreesd hout op het balkon en op de planten. Het onder handen nemen was nodig, de plantdood dreigde.
De bamboe was al eerder aan de beurt, mijn vriendin, de kleindochter van zeevisser Thijmen, selecteerde uit bakken bamboe jonge scheuten die nu nieuw groen blad ontwikkelen. De bak met de rode aren staat er goed bij, er is zelfs al een rode aar te zien. Maar de vlinderstruik kon zo naar de spoedeisende hulp. Gele blaadjes, wortels tegen de wand van de kuip, kleverige troep op de bladeren. Het was nog een hele klus om de struik uit de bak te hijsen en er nieuwe aarde in te storten. Maar het lukte en je ziet de vlinderstruik zienderogen opknappen. Vandaag nog wat mest erbij en deze tuinman kan tevreden zijn.
De dahliaknol heeft de hele winter op een krant in de logeerruimte van de Kloosterbunker gelegen. Het zag er niet uit, zo verschrompeld en uitgedroogd. Een paar weken geleden ging de knol de kuip met aarde in en nu graven takjes zich een weg naar boven. Het is een wonderschone plant, de mooiste van Nederland. Zo groot en bloemerig. Ze doet me denken aan mijn grootvader van vaders kant, Johannes Vink, die dahliakweker in Terbregge was. Hij kweekte de zwarte dahlia maar de knol werd na zijn dood door zijn familie verkocht.
Zo blijft het groen in het gebouw zonder tuin.
Moedig voorwaarts!