Vrijwel dagelijks werken zes mensen op plaatsen waar je in je slechtste dromen nog niet zou willen zijn: de gevangenis en tbs-klinieken. De ‘boeddhist’ worden ze door de gedetineerden genoemd, deze boeddhistische geestelijke verzorgers. En zo noemen ze zichzelf ook, de boeddhist, want een jargon neem je snel over. Drie van de zes hebben hun studie al afgerond en de andere drie zitten nu in de eindfase van hun master-opleiding.
Het Boeddhistisch Dagblad sprak met twee van hen, Nelleke van Zessen (51) en Jacco van de Velde (48). Over hun ervaringen in de omgang met criminelen, het rumoer over de academische opleiding, wat ze willen bereiken of niet, hun motivatie en vooral hoe ze zich staande kunnen houden op plekken waar mensen niet voor hun zweetvoeten zitten.
Nelleke: ‘Ik las laatst in een vertaling van Christina Feldman een voor mij nieuwe duiding van het begrip metta. Wij bedoelen met metta compassie, liefdevolle vriendelijkheid, maar in de oorspronkelijke betekenis betekent het, zo zegt Feldman, geen afstand, er helemaal bij zijn, en niet per se op een vriendelijke manier. Dat is de kern van wat wij ook in de gevangenis doen: niet oordelend, er helemaal bij willen zijn bij wat gedetineerden meemaken, wat er op dat moment gebeurt. En ik geloof dat het effect daarvan gigantisch kan zijn, al richten we ons niet per se daar op.
En je kunt dat natuurlijk ook wel weer vertalen in programma’s en doelstellingen enzovoort, maar dit is wat we doen. En het gaat ook niet om goed-of afkeuren. Kunnen we op het meest gruwelijke of vreugdevolle moment er helemaal zijn. En als dat lukt, want het is geen techniek, maar een manier van zijn en oefening, dan word je daar ook niet moe van. Dan ga je ’s avonds huppelend naar huis, omdat het een buitenkansje is om dit te mogen doen.’
Jacco: ‘Het is een absoluut voorrecht, er zijn maar zes boeddhistische geestelijk verzorgers op een bevolking van zeventien miljoen mensen in Nederland. En ik ben er een van. Ik zeg dit zonder trots, maar het is wel een gegeven.’
Is het een hype, in de gevangenis effe naar de boeddhist gaan? Een wierookstokje en kaarsje branden? Wat voor je uit staren.
Nelleke: ‘We zullen zien.’
Jacco: ‘Ik denk dat de mensen die met ons gesproken hebben dat in ieder geval niet zeggen, maar misschien dat sommige mensen dat wel zo ervaren.’
Hoe houden jullie het vol, vrijwel alle dagen van de week opgesloten zitten met mensen die van alles op hun kerfstok hebben?
Maar inderdaad, we zitten tussen die muren en al die sloten en regels. Thema’s van vrijheid en opsluiting, daar ben ik heel vaak mee bezig, ook in het besef dat mensen buiten zichzelf ook kunnen opsluiten. De vraag ‘hoe hou je het vol’ impliceert dat het zwaar is om vol te houden. Misschien is dat ook zo als je ervan uitgaat dat wij heel veel moeten doen of voor elkaar moeten brengen. Dat is niet elke dag zo en soms is het ook ingewikkeld, maar dan zijn er ineens bijzondere ontmoetingen, open, vervullend, en daar word je niet moe van.’
Jacco: ‘Het gesprek aangaan met iemand en dat contact hebben, in welke vorm dan ook, daar zoek je naar. Het is wat Nelleke zegt, dan is werken niet zwaar. Al kan het in een gesprek ook soms heftig zijn, maar dan is het nog niet inspannend.’
Ik kan me voorstellen dat gedetineerden die contact met jullie zoeken iets willen, misschien zelfs een ander en in hun ogen beter mens worden. En jullie willen ook iets bereiken, lijkt me. Is die klik er, als je zwijgend in meditatie bij elkaar zit?
Nelleke: ‘Ja en nee. Er zijn een heleboel dingen die nu door mij heen schieten. Soms gebeurt het dat ik iemand maar één keer ontmoet, dat hij volgende week weg is. In zo’n geval stel ik dan voor dat we een korte meditatie doen. Je kan praten over meditatie, maar het ook gewoon doen, kijken wat er gebeurt. Het kan een verandering inzetten. Het zwijgen, de ervaring van het stil zijn, het effect daarvan kan dan ook in één keer raak zijn. Dat mensen dan zeggen: u heeft mij een fantastisch cadeau gegeven. En dan ik: ik heb je niks gegeven, gewoon gezeten, en de stilte en rust die je kennelijk zomaar kan beleven, die heb je in jezelf gevonden. Dat contact, die verbinding, die maakte jij, dat kan je ook buiten doen. Het is een ervaring die iets in gang kan zetten.
Wat dat precies is, is moeilijk onder woorden te brengen. Het heeft te maken met een innerlijke kracht, een bepaalde ongeschondenheid, rust, een zekere basis, waardoor ze gedreven worden. Of denk jij, ze komen naar ons toe om een ander mens te worden, die verandering? Vaak zijn ze er omdat het in de gevangenis een hectische periode is en ik, als de boeddhist iets heb met rust, vinden ze.’
Jacco: ‘Of gewoon uit nieuwsgierigheid; wie ben jij eigenlijk?’
Nelleke: ‘Wat ik ervaar is, dat als ze in de gevangenis rondlopen en gedreven worden door het een maar ook door het andere, dat wij als geestelijk verzorgers mensen bij zichzelf brengen, uit de waan van de dag, uit gedachtestromen, paniekaanvallen, gepieker en herhaling van gedachten. Wij brengen ze even in rustiger vaarwater, te midden van een storm.’
Jacco: ‘Het is voor hen wel heel belangrijk om te ontdekken hoe die geestelijk verzorger als mens is. Het eerste moment is de klik er of niet, dat contact kan je later nauwelijks meer opbouwen. Ik heb laatst geschaakt met iemand waarvan dat op dat moment de enige manier van communicatie is. Dat houdt de mogelijkheid open om op andere momenten gesprekken te hebben op een veel dieper niveau. Dat vind ik het bijzondere van dit werk, dat er heel veel vertrouwen is en dat je heel veel mag vragen. Die ruimte geven die mensen ons, je mag ze bevragen op alles- op het moment dat zij besluiten: ik wil dat contact met jou. We reflecteren op alles maar kunnen ook zeggen: wat je gedaan hebt vind ik vreselijk. Andersom gebeurt ook. Een gedetineerde noemde mij op een amicale manier een klootzak toen hij mij een compliment maakte voor de meditatie. Zo van, jij hebt me ergens gebracht waar ik nog nooit ben geweest. Had ik dat maar eerder geweten.
De man met wie ik schaak heeft nog heel lang voor de boeg, ik wil het contact met hem behouden. Hij heeft gemediteerd en was ook een tijdje weg. Dit contact kan een manier zijn om mensen die niet op een kussen willen zitten, wel praktisch aan de slag te laten gaan met dharma en daarin samen zijn. Sommige gedetineerden zijn bang dat er in meditatie gevoelens van openheid boven komen drijven. Als je een grote stoere kerel bent, wil je dat imago niet kwijtraken. Maar je hebt ook mensen met delicten die ze liever voor zich houden. Zoals zedendelinquenten.
Ik heb gedetineerden video’s van de Dalai Lama laten zien, met als thema geduld. Er waren er bij die zeiden: ja, zo kan je ook over boosheid nadenken. Er was ook een sterke kerel bij, waarvan ik iets had van voemmm, die die andere kant ook zag, het maakte hem zachter. Mensen gaan meer over zichzelf nadenken en muren helpen ook wel als reflectiemiddel, denk ik.’
Nelleke: ‘Wat ik zie is dat door het zitten op een kussen wel een grote ontvankelijkheid ontstaat. Ik heb meditatiegroepen van acht tot twaalf man, waarvan sommigen erg breed, groot en stoer zijn. Soms krijgen gedetineerden verlof en dan zeggen ze bij terugkomst: ik werd buiten zo raar bejegend, kan je aan mij iets zien? Mensen in de bak worden zo alert, zelfs als ze koken weten ze waar anderen zich in hun omgeving bevinden. Dus als ze in een restaurant een kop koffie bestellen, doen ze dat op een bajesachtige manier. Kleerkasten veranderen wel als ze bij ons het stiltecentrum binnenkomen. Waar ik me nog steeds over verbaas en dat me ontroert is dat mensen zich van stoer en breed naar heel open en toegewijd en eerlijk transformeren.
Ik denk dat als je op het kussen zit, er dan onvermijdelijk een paar dingen gebeuren. Je kunt niet vermijden dat je wat zachter wordt, en het kan ook heel goed zijn dat je sterker wordt, jezelf meer vindt. In feite is het zo: ga maar zitten, kijk wat er gebeurt, alles komt langs, normaal reageer je altijd, kijk eens wat er gebeurt als je niks doet. Ik merk dat als ze al anderhalf jaar hebben gemediteerd, dat als ze dan door een andere groep (gang) uitgedaagd worden, geen geweld meer gebruiken. Blijven staan zonder te slaan en dan ook nog dezelfde indruk te maken, omdat de kracht nu in henzelf zit.
‘Ik praat of mediteer ook met gedetineerden in hun cel. Wij komen zogezegd bij de mensen thuis. Dat is heel intiem, niet alleen de cel, ook de afdeling. Als ik op maandagmorgen, als het weekeinde voorbij is, door een leefafdeling loop, is het ook net alsof je bij iemand thuis bent. Sommige gedetineerden hebben nog niet gedoucht en lopen in een ochtendjas en op slippers door de afdeling. Het werk is wel zwaar maar door dit soort dingen ook erg leuk. Een gevangenis is ook net een dorp. Mensen slapen er, werken er, er is een bibliotheek, een kerk, de meditatiegroep, werkplaatsen, kapper, een arts, alles is er. En het is niet alleen treurnis, er worden veel grappen gemaakt, er is ook veel hartelijkheid. Maar het is ook de plek waar mensen afgeserveerd zijn. En wij komen omdat wij graag komen, dat is al heel waardevol. Ook in een isoleercel. De reacties zijn vaak positief, hé wat goed. Dan zitten we er een kwartiertje bij elkaar, soms mediteren we. Of geef ik ze een boek, zoals laatst van Noah Levine.’
Jacco: ‘In de isoleercel is helemaal niks, dan zit je op een piepschuim blok. Met een camera op je gericht. Met een gesprek of een korte meditatie probeer ik ze bij zichzelf te laten komen, hun boosheid te laten afnemen, zodat, als het weer wat helder is, ze zich afvragen of hun gedrag het wel waard is om in zo’n cel te worden gezet. In de tbs long stay kom je echt bij iemand thuis, het is zijn plek, zijn huis met persoonlijke spulletje. Ze zetten een kop thee voor mij als ik op bezoek kom. In de tbs (situatie) kan het voorkomen dat iemand op een gegeven moment niet meer behandelbaar wordt gevonden, behandelmoe is. Ik ontmoette een man die een lijstje had gemaakt met wel tachtig namen van iedereen die in psychologisch opzicht over hem gerapporteerd had. Hij was er klaar mee. Op een gegeven moment kan het dan zo zijn dat ze toch besluiten om het weer te proberen. Deze mensen denken niet in maanden, maar in jaren. Sommigen hebben al zo lang tbs dat ze al binnen zaten toen ik nog op de middelbare school zat, en ik ben nu 48.’
Zo’n verblijf in een tbs-kliniek zal dan wel nodig zijn.
Jacco: ’Maar de vraag is in welke mate. Als je al op je zestiende in het land van justitie terecht komt, dan heb je nooit geleerd om voor jezelf te zorgen. En als je dan ook nog eens uit een gebroken gezin, of uit een gezin waar het niet allemaal koek en ei is komt, dan heb je geen basis om het leven aan te gaan, je hebt niets geleerd. Dus ik zal nooit zeggen: die mensen moet je lang opsluiten of nooit meer buiten zetten. Het is wel zo: in welke mate zijn ze in staat voor zichzelf te zorgen?’
Merk je op een afdeling in de gevangenis, als er meer mensen tegelijk mediteren, dat er dan een groepskarma of zoiets ontstaat?
Nelleke: ‘Van zo’n groepskarma, zoals jij dat noemt, heb ik wel eens iets van gemerkt, maar het kan zo ontzettend snel veranderen door bijvoorbeeld overplaatsingen. Niets is zeker, ook niet in een gevangenis. Het zou van belang kunnen zijn om een zekere stabiliteit op een afdeling te hebben. Want in de wereld buiten houdt het leven ook geen rekening met wat we wel en niet aankunnen. Je zult toch krachten moeten ontwikkelen om dit leven aan te kunnen, om wat gelukkiger voor jezelf en je omgeving te kunnen zijn.’
Jacco: ‘Soms gaat een leider van een gang mediteren, dat brengt rust. Dan komt er minder spanning tussen groepen, dat kan op zo’n afdeling een belangrijke rol gaan spelen.’
Jullie zijn al een paar jaar met boeddhistische geestelijke verzorging bezig, is de recidive daardoor afgenomen?
Nelleke: ‘(lachend) het gaat heel goed als ze bij ons geweest zijn…’
Jacco: ‘(lachend), ik had een afspraak met iemand dat hij voor 1 november van dit jaar (2013) niet terug mocht zijn in de gevangenis. Dat is hem in ieder geval gelukt.’
Nelleke: ‘Ik werk veel met jonge jongens, tussen de achttien en vierentwintig jaar oud. Een jongen van twintig vertelde mij dat hij al acht jaar binnen zit, af en aan binnen en buiten. Als je zo’n patroon hebt ontwikkeld dan is de kans op recidive niet zomaar weg. Het gaat om bewustzijn en als dat toeneemt is de kans op recidive minder. Ik zou mensen niet zo gauw laten beloven dat ze niet terugkomen. Van sommige mensen met wie ik heb gewerkt en die echt een veranderingen hebben ondergaan, daarvan zou ik nog niet durven zeggen: die zal ik nooit meer binnen zien. En als dat toch het geval is zou ik blij zijn, en niet zoiets hebben van schuld en schaamte dat het mislukt is. Maar: je bent er weer en hier zijn we. En dan hou je natuurlijk wel altijd idealen hoe het anders zou kunnen of moeten zijn. Daar ben ik dan ook wel mee bezig maar de paradox is dat als je daar te veel mee bezig bent, je niet goed kan functioneren als boeddhistisch geestelijk verzorger. Je moet aansluiten bij frustratie en woede en gebrek aan bepaalde vaardigheden en beschadigingen die er op dit moment zijn.’
Jacco: ‘Bij het afscheid nemen zeg ik wel: ik hoop je nooit meer te zien. Deze zomer ging ik op vakantie en d’r ging ook iemand naar buiten. Na een paar weken zagen we elkaar weer in de gevangenis. Dat vond ik jammer. Hij is nu buiten en ik heb met hem een overeenkomst getekend, dat hij niet binnen een maand terug is. Er zijn ook mensen die zich echt schamen voor die terugval. Buiten is het ook zo anders dan hier binnen. Ik ontmoette buiten een cliënt die weer aan de drugs was. Hij was een heel ander mens dan degene die hij binnen was. Met heel andere normen en waardenbesef. Er telt dan maar één ding, geld om coke te kunnen kopen. Dat inspireert mij hen te helpen zichzelf te helpen.’
Wat voor rol kunnen sangha’s spelen in die ondersteuning, zoals Varamitra (hoofd boeddhistische geestelijke verzorging) in een interview met het BD aangaf?
Jacco: ‘Ik bied gedetineerden ook nu al die mogelijkheid door ze te verwijzen naar de site van de boeddhistische unie, waar die sangha’s op staan. Ze maken dan zelf een keus. Ik vind het heel moeilijk om mensen te verwijzen naar een bepaalde sangha. Boeddhisme is heel breed, mensen moeten zelf gaan uitzoeken wat het best bij hen past. Het moet klikken.’
Jullie werk bestaat uit praten, mediteren, begeleiden, de dharma aanreiken, dat soort zaken. Jullie zeggen dat niet in de eerste plaats het effect telt van jullie werk, jullie vinken niet een lijstje af. In het bedrijfsleven zou je daar niet mee wegkomen. Als er wel een maatlat zou zijn, wat wil je dan bereiken?
Jacco zucht diep.
Nelleke: ‘Dat er minder lijden is, dat we dat met elkaar verminderen. Vanmorgen hadden we contact met iemand op het beleidsniveau van de geestelijke verzorgers en die stelde ook dit soort vragen. Zo van: hoe bereik je dat nu? En toen zeiden we, als je veel wilt bereiken dan raak je burned out. Wij komen niet helpen, het is het leggen van menselijk contact. Er zijn onder deze omstandigheden, in de gevangenis. Samen met mensen die gruwelijke dingen hebben meegemaakt en gruwelijke dingen hebben gedaan. Door de gevolgen gaan gezinnen en relaties kapot, gedetineerden kunnen hun kinderen niet meer zien. Wat willen wij als geestelijk verzorgers bereiken? We zijn er en daarmee verandert er al wat. Ook wel weer in meditatie, in de stilte, maar vooral ook in het niet direct willen oplossen. Ik ben christelijk opgevoed, daar speelt- hoe kom je in de hemel, hoe krijgen wij het opgelost? En ik ervaar ook wat mensen hebben meegemaakt, niet alleen als slachtoffer maar ook als dader. Mensen doen de meest gruwelijke dingen, als ze hier twintig jaar zitten is dat niet voor hun zweetvoeten. Dus het is voor ons de kunst om het aan te horen zonder een oplossing te bieden, zonder dat we zeggen: het is nu voorbij. Nee, een heel groot deel van het werk is ook erg dichtbij zijn, zonder lijstje af te vinken.’
Jacco: ‘Mensen kunnen uiteindelijk heel worden, maar er zijn zoveel obstakels. Een tijdje geleden schrok ik me echt te barsten toen ik op het Jeugdjournaal een item zag over schooljeugd op Curaçao, nota bene ons koninkrijk. Als je die jongens daar hoort, met getto’s en levensgevaarlijke situaties. Het leven daar is vanaf je achtste vechten voor je leven, en die jongens komen we hier tegen. Die zijn al vanaf hun achtste kapotgemaakt.’
Nelleke: ‘Ze zeggen: als ik niet binnen zat was ik allang dood geweest. Dus dat zijn ook aanknopingspunten in gesprekken. Want wat is lang zitten als het er van afhangt of je wel of niet in leven blijft.’
Jacco: ‘Er is zoveel pijn, die mensen weten niet anders dan op die manier te leven. Geweld is de enige manier om te overleven, dat is wat je van jongsaf geleerd hebt. Met lijken voor de deur en schietpartijen op straat. Het helen moeten ze zelf doen, maar je moet ook kijken waar het probleem zich steeds opnieuw manifesteert. De oorzaak aanpakken.’
Het zijn waardeloze omstandigheden waaronder die kinderen opgroeien. Kunnen jullie toch wel voldoende afstand bewaren van de problematiek, waar ogenschijnlijk je toch niets aan kunt veranderen, of dreigt het gevaar om je met de dader te vereenzelvigen?
Jacco: ‘Ik zeg wel eens tegen mensen: je kunt ontkennen dat iemand iets gedaan heeft, je kunt het accepteren en uiteindelijk kun je naar vergeving toe, maar dat is niet hetzelfde als goedkeuren. Ik keur crimineel gedrag niet goed, het is niet mijn moraal, dat moet ik heel goed bewaken. Ik praat met anderen die hun eigen regels hebben en dat is ook moeilijk, praten over zaken waar mijn maag zich bij omdraait.
Zelf leer ik hoe mensen denken in dit soort situaties. Over eigen normen in de criminaliteit: het ene wel en het andere niet acceptabel vinden. Ik vind het allebei niet acceptabel, maar ik leer over hun denken. Dat is heftig, maar daar leer ik wel de ander beter door kennen.’
Lukt dat bewaken van de moraal? Trekken ze jullie met een te veel aan begrip nooit hun eigen loopgraven in?. Zij en wij.
Nelleke: ‘Oh zo, te veel begrip, wat is het probleem? Er is maar één wij en dat zijn we echt allemaal. Wat ik in de gevangenis zie is het eenvoudige boeddhistische of menselijke principe: wat niet fijn is voel je liever niet. Dus het vermijden van pijn en vervelende dingen. Heel veel gedetineerden zijn niet bezig met wat ze anderen hebben aangedaan, maar veel meer met wat hen zelf is overkomen. Maar het ontslaat hen niet van hun verantwoordelijkheid voor wat ze gedaan hebben. Het is begrijpelijk, van het een komt het ander, oorzaak en gevolg. Wat ik zie met het toenemen van mijn eigen bewustzijn, is dat er een sensitiviteit ontstaat over de dingen uit het verleden, waar ik steeds overheen walste.
Dan denk ik dat als mensen echt zouden beseffen wat het is om anderen het leven te ontnemen, sommigen doen dat trouwens wel, als je dat echt zou beseffen, dan heb je geen gevangenis meer nodig. Dus het gaat om pijn en het vermijden van pijn en ons werk gaat over het voelen van pijn, zachter worden op het kussen. Het is eigenlijk revolutionair- we zijn op een plek waar niet gevoeld wordt, en dan zeggen wij: ga maar zitten. Ik complimenteer gedetineerden regelmatig voor de moed om te gaan zitten, het is echt afzien. Dus het is niet zo dat ik mee wil klagen met de gedetineerde. Steve Jobs, die meditatie beoefende, vertelde het volgende. Iemand in die meditatiegroep vroeg aan de zenmeester: hoe ontstaat geweld? De meester staat op en petst de vragensteller zo in het gezicht. Dat is het antwoord. Er wordt je pijn gedaan en dan wil je terugslaan.’
Jacco: ‘Waar daders zijn, zijn ook slachtoffers, dat is gruwelijk, ik zou niet hopen dat ik ooit zoiets meemaak. Het punt is ook dat heel veel mensen denken dat ze heel veel dingen niet in zich hebben. Vanaf het moment dat je in de gevangenis gaat werken ga je ook dingen onderzoeken. Je vraagt je af hoe je zelf zou handelen in bepaalde zaken. Je drinkt je een stuk in de kraag, je komt thuis en je vrouw ligt met een vriend in bed. Weet je zeker dat je geen dingen doet waardoor je in de gevangenis zou komen, je kantelt zo over het randje.’
Maar dat is toch het hele leven? Ben ik de beul of het slachtoffer? Dat zijn levenskwesties.
Jacco: ‘Ik was in het verleden geneigd dit soort vragen heel positief en in mijn voordeel te beantwoorden, maar sinds ik dit werk doe denk ik nee, dat klopt niet. Het is anders, waar ben je opgegroeid, wat krijg je mee van thuis.
Ik had een cliënt die voor een levensdelict zit. Op een dag waren de ouders van het slachtoffer op de televisie. Dat was voor mij heel heftig. Dat bracht mij in een positie waarin ik nog nooit had gezeten. Ineens zat ik zelf met een weegschaal in mijn handen. Om mij te ontspannen heb ik de film Himalaya bekeken. In het begin van die film komt er een man om het leven. In dat dorp is er een traditie dat de functie van karavaanleider van vader op zoon overgaat. In dit geval leeft de oude vader nog, maar is er geen karavaanleider meer omdat zijn zoon is omgekomen. Die opa wil dat zijn kleinzoon later ook karavaanleider wordt, maar daar moet hij wel de zoon van de karavaanleider voor zijn. En die lijn wordt nu doorgesneden. Dus die opa is heel boos. Op een dag zegt een vriend tegen hem: maak je boosheid je verdriet zachter?
Dat was voor mij zoiets van: wij identificeren ons tegenwoordig heel erg met de slachtoffers en schieten daarmee ook in boosheid. En creëren daarmee ook weer meer boosheid. Er is heel veel verdriet en dat moet er ook zijn, maar we moeten wel heel goed opletten dat we vervolgens alleen maar meer boos worden en die boosheid gaan cultiveren. Er is boosheid en die is begrijpelijk maar dat gaat het niet oplossen. Daarmee creëer je weer opnieuw negativiteit.’
Jullie zijn goed opgeleid en gekneed en gemazeld door de ervaringen. Er zijn mensen die kritiek hebben op de academische opleiding voor boeddhistische geestelijke verzorgers. Zij zeggen: een boeddhistische achtergrond is voldoende om dit werk te kunnen doen. Voegt een titel iets toe aan jullie werk?
Nelleke: ‘De kern van het werk is, heb je daar een professie voor nodig? Het is wel heel fijn om dat vak te kennen. Je hebt islamitische slagers en weinig boeddhistische slagers, en een islamitische school en onderwijs en een iman, en dat zijn allemaal beroepen. Dus wij zijn boeddhist maar als geestelijk verzorger in de gevangenis moet je ook wel weten wat een geestelijk verzorger is. Dat is wel de meerwaarde, dat je überhaupt weet welk vak je aan het beoefenen bent.’
Je hebt dus het boeddhisme en het vak?
Nelleke: ‘De inspiratie en de wijsheid is ingegeven door het boeddhisme. Maar als ik op een boeddhistische school zou werken, dan zou ik ook onderwijzer moeten zijn en weten wat onderwijs is, en heb ik ook een papiertje nodig. Dat heeft ook te maken met het respect voor het vak, zal ik maar zeggen.’
Maar betekent dit dan automatisch dat mensen die niet academische zijn geschoold, geen goede boeddhistische geestelijk verzorgers zouden kunnen zijn?
Jacco: ‘Ik ben acht jaar geleden boeddhistisch geestelijk verzorger geworden toen ik nog geen academische opleiding had afgerond. Dus het is mijn praktijkervaring dat dat best kan. Aan de andere kant is het wel… (wacht, aarzelt) er zitten twee kanten aan. Toen ik met de bachelor-opleiding bezig was waren er mensen die zeiden dat ze geestelijke verzorging gingen doen. Wat is dan je spirituele achtergrond, vroeg ik. Ja die heb ik niet, maar ik ga dat vak gewoon doen. Dan heb ik zoiets van: geestelijke verzorging zonder traditie, is dan ook een aparte insteek. En op zich, uitsluitend boeddhisme zonder kennis van het vak, zo’n academische opleiding geeft toch meer basis, meer breedte, in die zin heb je ‘m nodig.’
Het gaat mij erom wat een gedetineerde daar van merkt. Wat het verschil maakt of je een dr. of een compassievolle boeddhist ontmoet. Ik kan me voorstellen dat je in de contacten met ministeries en collega’s wel iets aan zo’n opleiding hebt. Gelijkgestemden onder elkaar.
Nelleke: ‘HBO of academisch is nog een aparte discussie, die door christenen en moslims evenzeer wordt gevoerd. Voor Justitie is de norm academisch. Maar waar het mij om gaat is dat je de professie kent, met respect voor de gedetineerde. Je kunt er met je goede hart binnen komen en een boeddhistische beoefening doen, maar je voert ook een professie uit. Niet alleen als boeddhist, maar ook als geestelijk verzorger. Dat vak heeft ook zijn credits.’
Jacco: ‘Ieder mens is anders, dat geldt ook voor geestelijk verzorgers. Er zijn er die het professioneel aanpakken maar met heel veel afstand. Dat is niet mijn manier, weet je. Er zitten zoveel mitsen en maren aan dit vak. Het is goed om als bagage zo‘n opleiding te hebben gevolgd, maar aan de andere kant moet je ook veel van jezelf hebben om het vak goed te kunnen uitoefenen. Daar heb je geen titel voor nodig.’
Nelleke: ‘Sommige onderwijzers doen de opleiding en zullen het vak nooit leren. Er zijn ook mensen die hebben dat talent wel. En ik kan zeggen: dat papiertje maakt mij niet uit, die persoon is zo goed, die mag ook zonder dat papiertje het vak wel uitoefenen. Maar die stelling is best lastig, professioneel wordt wel van je gevraagd dat je een zekere boarding hebt.’
Jacco: Ik had in het begin heel veel weerstand tegen een academische opleiding. Ik was eenenveertig en toen zei mijn supervisor: Jacco, jij gaat aan de bak, jij moet een academische opleiding gaan afronden. Ik dacht hallo, ik heb al een boeddhistische achtergrond en een hbo-opleiding. In de vervolgopleiding zat maar een beperkt aantal vakken waar ik inhoudelijk iets aan had. Bijvoorbeeld de inleiding tot het christendom en de islam verbreedde mijn gezichtsveld, maar ik vond het niet essentieel.’
Ben je een betere boeddhistisch geestelijk verzorger geworden door de opleiding?
Jacco: ‘Ja, maar er spelen nog andere aspecten mee, het is een pakket van ervaring, de visie, supervisie én de opleiding. En natuurlijk ook het voortdurend boeddhistisch onderricht, er zijn zoveel bronnen die het mogelijk maken dat ik dit werk kan doen.’
De cartoons zijn gemaakt door Marjita.
Jules Prast zegt
Indrukwekkend. Ik word er stil van
Sjoerd zegt
Hoe wijs en liefdevol leest het gesprek met jullie.
Het leest als helend, als het over de daders en slachtoffers gaat en de nabijheid die jullie zoeken en ook ervaren in het contact met hen.
Het was goed om te lezen dat jullie er zo in kunnen staan en er kunnen zijn.
Ik wens jullie wijsheid en moed op deze weg, samen met de gedetineerden en collega’s.
Marcel Rouweler zegt
Ik lees veel van de artikelen hier en dan ook nog met zoveel plezier, vooral om hun benodigde relativering en(/in)wijsheid,
maar ook de illustraties tillen veel boven de gemiddelde ietwat zompige Nederlandse bodem.
Ook dit artikel was weer een dubbelzijdig genot.
Waarvan akte.