(Achtste van twaalf dwaalteksten over geestelijke armoede.)
En zo mijmeren we op de plaats verder, onbegrensd is het koninkrijk der zwervelingen, overal hier en nergens niet.
Zalig zijn de armen van geest, ze laten zich niet langer leiden door hun geest, zei ik eerder.
Wat is nu toch de geest die, volgens Jezus volgens Mattheüs volgens bijbelvertalers wijd en zijd, bij de armen van geest zozeer door armoede is getekend dat hun het koninkrijk der hemelen toekomt?
Sta mij toe een balletje op te gooien, niet te hoog, zonder boog, zodat je het meteen weer weg kan slaan, want wegslaan is het wezen van ontweten.
‘Geest’ is hier niet een of andere bovenmenselijke, metafysische, kosmische, biologische, esoterische, theologische, spirituele, filosofische, psychologische of andersoortige entiteit, maar gewoon een ander woord voor je gedachten:
Zalig zijn de armen van geest, ze laten zich niet langer leiden door hun gedachten.
![Meisje met een vlindernetje dat een veelkleurige vlinder achterna rent en zich niet bewust is van de afgrond pal voor haar voeten.](https://plaatjes.boeddhistischdagblad.nl/wp-content/uploads/2025/02/12160704/vlinder-ravijn-469x590.webp)
Wanneer laat iemand zich niet langer leiden door zijn gedachten, ook niet door de gedachte dat hij zich niet langer laat leiden door zijn gedachten?
Als hij het heilige geloof in zijn innerlijke stem is kwijtgeraakt – in het vertoog, in die onophoudelijke stroom van woorden, gehoord, zelfbedacht, herinnerd, ingefluisterd, gehallucineerd, gedroomd, gelezen, waaronder deze.
Als hij zijn innerlijke stem niet meer als de zijne beschouwd, niet meer als de Zijne, niet meer als vertolker van de waarheid of de Waarheid.
Als hij eindelijk kan lachen om zijn innerlijke stem, zijn innerlijke wijsheid, zijn innerlijke goeroe, zijn innerlijke criticus, als om een dronken lorre, een windende kont, een borrelende buik, een jonge hond.
Zalig zijn de armen van geest, ze lachen om hun WijsDom.
Iemand die zich niet langer laat leiden door zijn gedachten, ook niet door deze, bejegent meningen, oordelen, onderscheidingen, overtuigingen, manifesten, pleidooien, ideeën en idealen met groot ongeloof. Niet alleen die van anderen, ook en vooral die van hemzelf.
Niet moedwillig, niet methodisch, niet met een bepaald doel voor ogen. Niet met het oog op doelloosheid, grilligheid of spontaniteit; maar blindelings, vanuit een onwankelbaar wantrouwen.
Zalig zijn de armen van geest, ze vertrouwen op hun wantrouwen.
Groot ongeloof betekent natuurlijk niet dat je in atheïsme gelooft, in agnosticisme, obscurantisme, anti-intellectualisme, irrationalisme, vitalisme, anarchisme, nihilisme, scepticisme, defaitisme, fatalisme.
Groot ongeloof betekent niet dat je in groot ongeloof gelooft, dan ben je nog verder van huis.
Groot ongeloof betekent niet dat je doof bent voor je gedachten, dan kom je nooit meer thuis.
Groot ongeloof betekent alleen maar dat je niet meer heilig in je gedachten gelooft. Dus ook niet in deze.
Zalig zijn de armen van geest, ze zijn voorbij geloof en ongeloof.