(Zevende van twaalf dwaalteksten over geestelijke armoede.)
Misschien ben je al lezende ten prooi gevallen aan hevige twijfel. Zijn die armen van geest soms zwak-, waan- of krankzinnig? Hebben ze een cognitieve stoornis? Lijden ze aan Alzheimer, Korsakov of een andere vorm van dementie?
Zijn het autisten, psychopaten, sociopaten? Ontbreekt het hen aan be-, in- of uitlevingsvermogen, aan sym-, em-, telepathie? Is er iets, wat dan ook, mis met hun geest, ziel, psyche, bewustzijn, onderbewustzijn, brein?
Nee, nee, nee, nee, nee. Er is niets mis met de armen van geest. Er is alleen iets veranderd in hun gevoel over hun gedachten:
Zalig zijn de armen van geest, ze laten zich niet langer leiden door hun geest.
Waardoor laten de armen van geest zich dan wel leiden? Door het hart, de rede, het heden? Door hun eigenbelang, het groepsbelang, de wet? Door het id, het ego, het superego?
Of laten ze zich alleen nog leiden door de Geest, met een hoofdletter, door God, Allah, Atman, Brahman, Zeus, Bewustzijn, Eros, de Bron, het Leven, de Kosmos, het Al, de Tao, het Zelf, het Absolute, het Goede, het Ene?
Vraag maar aan een arme van geest. Vraag maar, toe dan, hij bijt niet, buiten etenstijd. En zie, hij haalt zijn schouders voor je op zolang je het zelf nog niet kan.
Zalig zijn de armen van geest, ze halen hun schouders voor ons op.
Zo, non-verbaal, met louter lichaamstaal, geven de armen van geest toe dat ze het ook niet weten. Zo geven ze aan dat het helemaal niet erg is om iets niet te weten of zo goed als niets te weten of wezenlijk niets te weten of niets wezenlijks. Zo helpen ze ons om alles waar we niets van afweten in het midden te laten, waar het thuishoort.
Zalig zijn de armen van geest, ze laten alles in het midden.
Het midden is de vrijplaats in het hart van de geest, daar waar verbeeld wordt, ongeweten, gespeeld maar niet gemeten, gedeeld en niet bezeten.
Zalig zijn de armen van geest, er is een oog in hun orkaan.
Met het oog in de orkaan bedoel ik niet het wijsheidsoog, niet het universeel bewustzijn, niet het keuzeloos gewaarzijn, niet het zien zelf of een andere perennialistische hypostase.
Met het oog in de orkaan bedoel ik je blindheidsoog – het enige gezichtsorgaan waarmee je rechtstreeks naar je blinde vlek kan kijken.
Wat ik dacht toen ik mijn eigen blinde vlek voor het eerst zag? Pangea, wat is ie GROOT! Eerlijk gezegd zag en zie ik weinig anders. Daarom heb ik er waarschijnlijk zolang overheen gekeken.
Zalig zijn de armen van geest, ze zien wat ze niet zien.