Wat is postmodernisme?
Postmodernisme is een verregaand cultuurrelativisme zonder heilige huisjes.
Volgens de postmoderne filosofie is alle kennis relatief: cultuurgebonden, situatiegebonden, subjectgebonden, plaatsgebonden en tijdgebonden. Zuivere waarheid bestaat niet, geen enkele leer is definitief en de mens als maker en individu is een mythe.
Wie onze cultuur wil begrijpen richt zich daarom niet op haar voortbrengers maar op haar voortbrengsels. Het discours (het geheel van teksten in een samenleving) kan bijvoorbeeld alleen verklaard worden vanuit zichzelf, niet vanuit (de psychologie van) zijn schijnbare auteurs.
Ook de tekst die je nu leest moet volgens de postmodernist begrepen worden als onderdeel van het, laten we zeggen, wijsgerig-spirituele discours en niet als een op zichzelf staand communiqué van de persoon Hans van Dam.
Het postmodernisme is niet alleen een stroming in de wijsbegeerte maar ook in de menswetenschappen, de politiek, de schilderkunst, de filmkunst en de literatuur.
Een hedendaagse postmoderne schrijfster van Nederlandse bodem is Hanna Bervoets (1984), die in haar romans wil laten zien dat geen enkel subject of object restloos te bepalen is, dat er steeds nieuwe perspectieven en identiteiten mogelijk zijn maar nooit definitieve.
De postmoderne denktrant herinnert aan de leerstukken van leegte, niet-zelf en afhankelijk-ontstaan in het boeddhisme, dat (in dit opzicht) postmodern avant la lettre is. Je kan ook zeggen dat het postmodernisme boeddhistisch après la lettre is. Je kan ook zeggen dat beide op hun eigen manier iconoclastisch zijn (geweest).
Pluralisme
Het postmodernisme is net als het dadaïsme, het existentialisme en het absurdisme een reactie op het modernisme van de late negentiende eeuw en de eerste helft van de twintigste eeuw – het kolonialisme, kapitalisme, socialisme, dialectisch materialisme, communisme, nationalisme, fascisme, nazisme en historicisme.
Volgens postmoderne denkers moest dat soort denksystemen wel tot onderdrukking, dictatuur, totalitarisme en wereldoorlogen leiden, een voorspelling achteraf die, zoals alle voorspellingen achteraf, volledig uitgekomen is.
De anti-systeemdenkers of antisysteem-denkers of systematische antidenkers zochten eendrachtig naar een alternatief voor het enge eenheidsdenken dat inzet op één waarheid, één ideaal, één moraal, één kunst, één volk, één wereld, één rijk, één partij, één leider, één god, één leraar, één pad, één religie.
Ze meenden het gevonden te hebben in het pluralisme.
Postpostmodernisme
Hoe revolutionair het postmodernisme ook mag lijken, toch is daarmee het einde van het relativeren nog niet bereikt. Want we kunnen het cultuurrelativisme zelf nog relativeren, het heilige huisje van geen-heilige-huisjes nog omverhalen – het enge eenheidsdenken dat monomaan inzet op veelheid en daarom niets anders is dan een fundamentalistisch antifundamentalisme.
Mocht dit inderdaad de uiterste consequentie van het postmodernisme zijn dan zit er misschien een volgend tijdperk aan te komen, dat ik hier maar even het postpostmodernisme zal noemen of, apocalyptisch, het einde der tijden.
Daarin waan je je niet meer in een volgend tijdperk, niet meer in een vorig tijdperk, en ook niet meer gevangen of bevrijd in een tijdelijk of eeuwig heden, maar ben je helemaal vrij van dit soort overtuigingen en idealen, dus ook van de overtuiging en het ideaal helemaal vrij van dit soort overtuigingen en idealen te zijn.
Waarmee het vooruitgangsdenken definitief tot een einde gekomen is, net als het doemdenken, en we nooit meer kunnen vaststellen of we nou beter of slechter af zijn. Maar of we daarmee beter of slechter af zijn?
Endisme
Het schijnt dat de fatale filosoof Jean Baudrillard al in 1992 het einde van het einde heeft verkondigd.*
* In zijn boek Illusion de la fin, waarin hij de lineaire opvatting van de tijd op de korrel neemt.
Hij werd daarin voorgegaan door talloze verkondigers van het einde van het een of ander, zoals het einde van het subject (advaita, boeddhisme), van de filosofie (scepticisme, pyrronisme), van de psychiatrie (Foucault, Laing), van de normaliteit (De Wachter) van de geschiedenis (Fukuyama), van de oorlog (‘the war to end all wars’, Wells), van het metaverhaal (Lyotard), van de representatie (Derrida), van God (Nietzsche), van de kunst (Danto), van de wereld (eschatologie), van de mensheid, van het individu, van de muziek, van de poëzie, van de roman, van het boek, van de kunst, van de staat et cetera.
De onbedwingbare neiging om ergens het einde van te verkondigen zou je naar Engels voorbeeld endisme kunnen noemen.
Endisme is endemisch onder denkers, met name postmoderne. Zo werkt de onverwoestbare geest van voornoemde Baudrillard, een verwoed polemist die altijd en eeuwig het laatste woord wil hebben, sinds zijn lichamelijk dood in 2007 in alle onrust aan een studie getiteld Illusion de la fin de la fin (de illusie van het einde van het einde).
Zelf werk ik sinds ik het weten en het niet-weten en het achterlaten achter me gelaten heb aan een definitieve studie over het laatste woord die Het laatste woord over de illusie van het laatste woord gaat heten, of De illusie van het laatste woord over de illusie, daar is het laatste woord nog niet over gedacht.
Hierbij kondig ik ook vast het einde van het endisme aan, en het einde van het einde van het endisme, vóór iemand mij voor is. Misschien wat prematuur, maar zo ben ik in elk geval één keer in mijn leven ergens de eerste in, of liever, de laatste, en kan ik eindelijk met recht zeggen dat…
BOEM!