Waar niets vanzelfsprekend is, begint de mystiek. Waar vanzelfsprekendheid heerst, eindigt de mystiek. Verwondering is de wortel van de mystiek.
Vera: Zou jij jezelf een mysticus noemen?
Hans: Wat versta jij onder een mysticus?
Vera: Iemand die een ervaring heeft gehad.
Hans: Dan is iedereen een mysticus.
Vera: Ik bedoel een diepe ervaring. Exaltatie, extase, heelheidsbeleving, geestesvervoering, trance, zielsverrukking, ananda, jhana, moksha, samadhi, jhana, epectase, de unio mystica, henosis, unitus, collectus, kensho, satori.
Hans: Kirin, Asahi, Yebisu, Singha, Tsingtao.*
Vera: Ik doel op een rechtstreekse ervaring van een diepere werkelijkheid.
Hans: Wat zeg je me daar?
Een diepere werkelijkheid?
Is die er dan?
Ik bedoel, mijn God.
Is de werkelijkheid al niet diep genoeg?
Nog dieper?
Onvoorstelbaar.
Hoe zou het onvoorstelbare nog onvoorstelbaarder kunnen zijn dan het al is?
Ik kan het me gewoon niet voorstellen.
Tenzij ‘de diepere werkelijkheid’ zelf een voorstelling is.
Van de geest of een ander projectieapparaat, ik zeg maar wat.
Of is de geest ook zo’n voorstelling, en zo ja, waarvan?
Of is onvoorstelbaarheid zelf een voorstelling, en zo ja, voor wie?
Een diepere werkelijkheid.
Mara bewaar me.
Of was het nou Maria.
Maar wacht eens even…
Heb jij soms een rechtstreekse ervaring gehad van een ondiepere werkelijkheid?
Of van dé ondiepere werkelijkheid, voor het geval er maar één mocht zijn?
Dat zou ik ook weleens willen meemaken, zeg.
Wat heb je daarvoor gedaan?
Hoe lang heb je geoefend?
Hoeveel retraites heb je gevolgd?
Heb je ook geloftes afgelegd, je hoofdhaar afgeschoren, je geslacht laten besnijden, of wat?
Kost alles bij elkaar een lieve duit, wed ik.
Zou het ook voor mij zijn weggelegd of is zoiets voorbehouden aan leden en uitverkorenen?
Vera: Bedoel je dat deze werkelijkheid al de diepere werkelijkheid is? In de zin van ‘Alleen maar Dit’ (neo-advaita) of ‘Ik ben Dat’ (’tat tvam asi’)?
Hans: Ben jij Ditman, ben ik Datman.
Zijn we samen dit en dat, man.
Vera: Of ‘Vorm is leegte’ (zen), of ‘Ik ben die ik ben’ (Ehje asjer ehje, Exodus 3:14), of ‘God is dit’ (pantheïsme), of ‘God is ook dit’ (panentheïsme)?
Hans: Aha, een meerkeuzevraag.
Doorhalen wat niet van toepassing is.
Alles dan maar, wat maakt het uit.
Of niets, als het toch niet uitmaakt.
Maar eigenlijk bedoelde ik: is de werkelijkheid al niet diep genoeg?
En als ik je goed begrijp, is de werkelijkheid inderdaad niet diep genoeg.
Niet voor de aanstaande mysticus tenminste.
In dat geval ben ik beslist voor de volle honderd procent geen mysticus, laat staan een aanstaande.
Daar staat tegenover dat ik een massa rechtstreekse ervaringen heb van de onmetelijke diepte van wat nu plotseling een of de oppervlakkige werkelijkheid lijkt te zijn.
Die zich keer op keer aan mij komt voorstellen als onvoorstelbaar.
Heeft ze zich aan jou nog niet voorgesteld?
Onvoorstelbaar.
Heb ik me eigenlijk al aan jou voorgesteld?
Kennismaken gaat helaas niet omdat ik geen kennis kan maken.
Kennisbreken gaat me heel wat beter af, maar daar maak je ook geen vrienden mee.
Ik kan je wel verklappen dat ik deel uitmaak van voornoemde onvoorstelbaarheid, die daardoor zelf op klappen staat.
Vraag me dus maar niet wie ik ben, wat ik ben, of ik ben, waar ik ophoud en jij begint, waar jij ophoudt en de wereld begint, of ik een vrije wil heb of hij mij en zo verder en zo voort, want ik sta toch al voor joker.
Alles is in mist gehuld, ik kan werkelijk niets meer onderscheiden, of niets werkelijk meer, of niets werkelijks meer, en niets onwerkelijks natuurlijk, behalve mist misschien, of moet ik mijn bril weer eens poetsen.
Wat niet per se betekent dat alles één is: subject, object, schepper, schepping, leegte, vorm, doek, film; kippen, koppen, goden, geiten, boeken, boeddha’s, dominees, cabaretiers, integralen, differentialen, petjes, pijtjes, slabbetjes, slipjes – de hele kledingzooi, zoals monistische missionarissen van allerlei pluimage momenteel massaal van de daken kukelen, ’t is wat.
Ziehier mijn rechtstreekse ervaring van wat zomaar een of de oppervlakkige werkelijkheid zou kunnen zijn:
Ik kan mijn ogen niet geloven!
Ik kan mijn oren niet geloven!
Ik kan mijn neus niet geloven!
Ik kan mijn tong niet geloven!
Ik kan mijn gevoel niet geloven!
Ik kan mijn gedachten niet geloven!
Ik kan mijn geest niet geloven!
Ik kan mijn lichaam niet geloven!
Ik kan mijn hart niet geloven!
Ik kan mezelf niet geloven!
Ik kan mijn medemens niet geloven!
Ik kan mijn wereld niet geloven!
Ik kan mijn God niet geloven!
Ik kan mijn ongeloof niet geloven!
Geloof je dat?
Vera: Wat heeft dit met mystiek te maken?
Hans: Waar niets vanzelfsprekend is, begint de mystiek.
Waar vanzelfsprekendheid heerst, eindigt de mystiek.
Verwondering is de wortel van de mystiek.
De wortel van de mystiek is Groot Ongeloof.
Groot Ongeloof is de kathedraal van niet-weten.
De kathedraal van niet-weten is een zwart gat waarin al je denkbeelden verdwijnen.
Terugkeren naar je mystieke roots kan niet zonder denkbeeldenstorm.
Zelfbeelden, mensbeelden, godsbeelden, boeddhabeelden, ideaalbeelden, schrikbeelden, angstbeelden, lichaamsbeelden, wereldbeelden – het zijn evenzovele beverdammen in een vrij stromende realiteit.
Onveranderlijkheden die tevergeefs een veranderlijk heden simuleren.
Monolieten waarop alle mystiek te hoop loopt.
Poortloze-poortwachters die je weghouden uit Verwonderland.
Of laat ik het zo zeggen: je denk-beelden moeten weer denkbeelden worden, efemeer als het leven zelf.
Hoe minder denk-beelden, hoe meer denkbeelden.
Hoe meer denkbeelden, hoe flexibeler je geest.
Hoe flexibeler je geest, hoe ongrijpbaarder je gedachten, ook voor jezelf.
Hoe ongrijpbaarder je gedachten, hoe ongrijpbaarder jijzelf, de ander, de dingen, God.
Zo wordt alles vanzelf weer geheimzinnig, ondoorgrondelijk, onbeheersbaar.
Wat het al die tijd is geweest.
Groot Ongeloof is als een ruwe diamant, ongeslepen, vrij van filosofische, religieuze, spirituele, psychologische, theologische en ideologische facetten.
Je kan er nog alle kanten mee op.
Als een blok marmer voordat de beeldhouwer erop inhakt en het zijn wil oplegt.
Ik noem het oermystiek.
Wat een onzin, zeg.
‘Denk-beelden moeten weer denkbeelden worden.’
Hoe kom je erop.
Waarom dan?
Hoe dan?
Heb je daar iets over te zeggen dan?
Maken denk-beelden soms geen deel uit van de vrij stromende realiteit?
Is de vrij stromende realiteit zelf soms geen denk-beeld?
Wacht maar tot je levend begraven wordt, dan zul je eens zien hoe vrij de realiteit stroomt.
Groot Ongeloof, geloof het maar niet.
In naam der oermystiek: weg ermee.
En weg ook met de oermystiek.
En weg ook met het weg ermee.
Laat het denken maar denken.
* Kirin, Asahi, Yebisu, Singha, Tsingtao: Aziatische biermerken
Groot Ongeloof: onvermogen om heilig in je eigen gedachten en begrippen te geloven
denk-beeld: idee waaraan niet te tornen valt
denkbeeldenstorm: omverwerpen van vastomlijnde ideeën en waarden
Oermystiek: kinderlijke verwondering over het bestaan