Zalig zonder rede
De armen van geest in Mattheüs 5:3 doen me altijd denken aan de kinderen in Mattheüs 18:1-4.
- Op dat moment kwamen de discipelen bij Jezus en zeiden: Wie zal de grootste zijn in het Koninkrijk der hemelen?
- En Jezus riep een kind bij zich en zette dat in hun midden.
- En Hij zei: Wie niet wordt als een kind zal het Koninkrijk der hemelen niet binnengaan.
- Maar wie zich zo klein maakt als dit kind zal de grootste zijn in het Koninkrijk der hemelen.
Deze passage heeft de mystieke katholieke dichter Angelus Silesius tot prachtige kwatrijnen geïnspireerd:
Mensch, wordt gij niet een kind
zoo kunt gij nimmer zijn
daar, waar Gods kind’ren zijn –
de poort is u te klein.
en
Wenscht gij Gods kind te zijn
en smeekt g’om kinderzin
dan was God u reeds voor
en gaf dien wensch u in.
en
De wijsheid toeft graag daar
waar zij haar kinderen vindt.
Waarom? Het antwoord luidt:
zij zelve is een kind.
Over de interpretatie van de frase ‘wie niet wordt als een kind’ in Mattheüs 5:3 is minstens zoveel geschreven als over de armen van geest.
Zelf wil ik er alleen dit over kwijt, dat er niet staat ‘wie geen kind is’ of ‘wie geen kind wordt’, maar ‘wie niet wordt als een kind’.
Kinderen weten nog niet; zij die als kinderen zijn geworden weten niet meer.
Kinderen zijn kinderen, volwassenen die als kind zijn geworden, zou je kinderlijk of kindgelijk kunnen noemen (maar niet kinderachtig of kinds).
Kinderen moeten nog verstandskiezen krijgen, die van kindgelijken zijn al weggerot.
Hun niet-weten is verworven, of liever verloren, want het is verlies van weten.
Het niet-weten van kinderen is aangeboren; het moet eerst nog weten worden eer het verloren kan gaan.*
Zalig zijn de armen van geest, want zij zijn als kinderen.
Of simpelweg
Zalig zijn de kinderen van geest.
Voor zover zaligheid berust op het onvermogen onderscheid te maken, hebben kinderen minder goede vooruitzichten dan kindgelijken.
Voor zover zaligheid berust op kleinheid hebben kinderen eveneens minder goede vooruitzichten dan kindgelijken, want kleine kinderen worden groot.
Kinderen willen volwassenen worden.
Volwassenen willen als kinderen worden.
En degenen die als kinderen zijn?
Zalig zijn de armen van geest, zij willen niets meer worden.
* ‘Gij moet nog kind worden en zonder schaamte. De trots der jeugd is nog in u, laat zijt gij jong geworden: wie echter tot kind worden wil, moet ook nog zijn jeugd te boven komen.’ (Friedrich Nietzsche in Aldus sprak Zarathoestra, Wereldbibliotheek 2007/1941, laatste pagina van deel 2)
Deze tekst maakt deel uit van Zalig zijn de armen van geest, een serie over de zaligsprekingen in de Bergrede van Jezus.