Een heldere visie om te doorzien.
Leerling: Wie ben ik?
Meester: Klinkt als een retorische vraag.
Leerling: Toegegeven.
Meester: En hoe luidt het retorische antwoord?
Leerling: Het is het ik dat antwoord eist, het is het ik dat moet worden doorzien.
Meester: Dat zeg jij.
Leerling: Wat zegt u?
Meester: Het is de vraag die antwoord eist, het is de vraag die moet worden doorzien.
Leerling: En het ik dan?
Meester: Ook die vraag moet worden doorzien.
Leerling: Maar het was toch het ik dat moest worden doorzien?
Meester: Ook die vraag moet worden doorzien.
Leerling: Zijn wij dan niet het ware zelf?
Meester: Ook die vraag moet worden doorzien.
Leerling: Of is alles zonder zelf?
Meester: Ook die vraag moet worden doorzien.
Leerling: Wat als alle vragen zijn doorzien?
Meester: Ook die vraag is dan doorzien.
Leerling: Is er dan geen antwoord meer?
Meester: Ook die vraag is dan doorzien.
Leerling: Tja, dan weet ik het ook niet meer.
Meester: Ook dat antwoord is dan doorzien.
Leerling: Omdat alles dan is doorzien?
Meester: Ook dat is dan doorzien.
Leerling: Een heldere visie, zonder meer.
Meester: Heb je hem al doorzien?