Van kinderen die geen naam mogen hebben en namen die geen kind kunnen krijgen.
Leerling: Wat is in zo min mogelijk woorden non-dualisme?
Meester: ‘Ik’.
Leerling: Ik?
Meester: Nee, ‘ik’.
Leerling: Tussen aanhalingstekens.
Meester: Precies.
Leerling: Verwijst u nou naar niet-ik?
Meester: ‘Niet-ik’ dan toch.
Leerling: Of ik én niet-ik?
Meester: ‘Ik en niet-ik’ dan toch.
Leerling: Of ik noch niet-ik?
Meester: ‘Ik noch niet-ik’ dan toch.
Leerling: En ik maar denken dat ik niemand was.
Meester: ‘Niemand’ dan toch.
Leerling: Maar niet iemand?
Meester: Of ‘iemand’ natuurlijk.
Leerling: Of iemand én niemand?
Meester: ‘Iemand en niemand’ dan toch.
Leerling: Of iemand noch niemand?
Meester: ‘Iemand noch niemand’.
Leerling: Of gewoon alles?
Meester: ‘Alles’.
Leerling: Of niets.
Meester: ‘Niets’.
Leerling: Als het maar tussen aanhalingstekens staat.
Meester: ‘Tussen aanhalingstekens.’
Leerling: Kan het nog korter?
Meester: Uh…
Leerling: Nou?
Meester: …
Leerling: En dit wou u non-dualisme noemen?
Meester: En dat wou jij non-dualisme noemen?