Hoe minder je hebt, hoe minder je hebt te verliezen.
‘Zou jij je niet-weten missen als het ineens wegviel, Hans?’
‘Ik zou niet weten waarom.’
‘Ben je er weleens bang voor?’
‘Nee.’
‘Je hebt anders heel wat te verliezen.’
‘Grijze haren, valse kiezen.’
‘De wijsheid zonder wijsheid, heb ik begrepen.’
‘Begrepen zonder begrip.’
‘De hoofdprijs…’
‘Blijkt een prijs op je hoofd.’
‘Maar niet-weten geeft je toch…’
‘Niets.’
‘Maar niet-weten maakt je toch…’
‘Niets.’
‘Maar niet-weten doet je toch…’
‘Niets.’
‘Dat is dan drie keer niks.’
‘Meer heb ik niet te verliezen.’