Weet wat je zegt als je zegt dat je weet wat je zegt.
Deel 1 van een serie van 7 artikelen over Indra’s net.
Woorden staan nooit op zichzelf. Ze verwijzen naar andere woorden en die weer naar andere. Woorden zijn woordenboeken.
Pak er maar eens een eentalig woordenboek bij in een vreemde taal en probeer daarmee de betekenis van een trefwoord te achterhalen. Je komt er niet uit. Om de taal te leren kennen heb je een woordenboek nodig maar om het woordenboek te kunnen gebruiken moet je de taal kennen.
Van Dale definieert een boom als een ‘houtachtig gewas met een zeer groot wortelgestel en een enkele, stevige, houtige en zich secundair verdikkende, overblijvende stam, die zich eerst op zekere hoogte boven de grond vertakt’.
Boom is een van de simpelste woorden die er is, lijkt me, en toch verwijst deze definitie al naar een waslijst van andere woorden: houtachtig, gewas, groot, wortelgestel, enkel, stevig, verdikkend, overblijvend, stam, eerst, zeker, hoogte, boven, grond, vertakkend.
Als je die woorden opzoekt blijken ze op hun beurt vol woorden te zitten. Dan heb je dus een waslijst van waslijsten van andere woorden, even later een waslijst van waslijsten van waslijsten enzovoort. Zet ze op alfabet en je hebt al een half woordenboek.
Woorden verwijzen naar woorden. Er is geen einde aan. Er is geen beginnen aan. Je komt er niet in, je komt er niet uit.
Begrijpen is als schaatsen op dun ijs: je moet hard doorrijden om er niet doorheen te zakken. En nooit naar beneden kijken.
Dus weet wat je zegt als je zegt dat je weet wat je zegt.