Deel 13 van een dwaalgesprek in 14 delen over niet-weten als sleutel zonder slot voor de poort zonder poort. (De delen kunnen los van elkaar gelezen worden.)
Sofie: Ik heb nog een vraag over verlichting, mag dat?
Hans: Welja, dan hebben we het maar gehad.
Sofie: Volgens sommigen is verlichting iets waar je steeds dichterbij komt naarmate je jezelf vervolmaakt. Volgens anderen is het een kwestie van alles of niets: eerst ben je pertinent niet verlicht en dan ineens, door een woord, een gebaar of een op zichzelf genomen onbeduidende gebeurtenis, pertinent wel. Wat maak jij daarvan?
Hans: Bij de geleidelijke variant denk ik aan een zoeker die steeds minder goed weet wie hij is, wat de wereld is, wat zijn bestemming is, wat liefde is, wat gezondheid, ziekte, leven en dood zijn.
Naarmate er meer zekerheden wegvallen, komt hij dichter bij het verdwijnpunt dat niet-weten heet – dat in de limiet zelfs geen niet weten meer mag heten omdat het spoorloos in zichzelf verdwijnt.
Bij de plotselinge variant denk ik aan het principiële verschil tussen weten, hoe weinig ook, en niet-weten.
Zolang je vaste grond onder je voeten hebt, al is het maar de postmoderne overtuiging dat waarheid relatief is of de sceptische overtuiging dat er niets te weten valt, woon je in het weten, net zoals de reeks 1, 1/2, 1/4,… het getal 0 wel benadert maar nooit bereikt.
Tot radicaal niet-weten kom je pas wanneer je stopt met rekenen en de eindeloze staartdeling afschudt die je al die jaren als een pauw achter je aan hebt gesleept.
Sofie: Kortom…
Hans: Geleidelijk betekent rustig aan je stoelpoten zagen, plotseling is alleen het moment dat je door je stoel zakt.
Sofie: Duidelijk.
Hans: Maar voor mij is het een non-issue. De hele kwestie van geleidelijke versus plotselinge verlichting berust op het idee dat er zoiets is als verlichting, het idee dat er iemand is die verlicht kan worden en het idee dat er een weg is om van de ene toestand naar de andere te gaan.
Zonder die ideeën blijft er niets van over. Waarmee ik niet wil zeggen dat er niet zoiets is als verlichting en niemand die verlicht kan worden en geen weg om van de ene toestand naar de andere te gaan. Dat is een andere plek in hetzelfde moeras.
Sofie: Hoe kom je uit dat moeras?
Hans: Denken dat je in een moeras zit is een andere plek in hetzelfde moeras.
Sofie: Denken is het moeras.
Hans: Denken dat denken het moeras is is een andere plek in hetzelfde moeras.
Sofie: Dan weet ik het ook niet meer.
Hans: Ik dacht dat je het nooit zou zeggen.