Eerder in dit Witboek niet-weten had ik het over therapeutisch scepticisme, de twijfelleer die streeft naar geestelijke rust door steeds voor ogen te houden dat wij niets weten. Therapeutisch scepticisme is een vorm van scepticisme.
Scepticisme is de filosofie van de twijfel. Daar bestaan veel varianten van, die niet allemaal een eigen naam hebben gekregen, niet consequent toe te schrijven zijn aan individuen, scholen of werken uit de geschiedenis van de wijsbegeerte en niet eenduidig in te delen zijn, tenminste niet door mij. Een kleine greep:
Je kan niets weten behalve hoe je moet leven (praktisch scepticisme van Pyrrho van Elis).
Je kan niets weten behalve dat je niets kan weten (dogmatisch scepticisme).
Je kan niets zeker weten maar wel met enige waarschijnlijkheid (probabilisme).
Je kan niets kennen behalve de associaties van je verstand (Hume).
Je kan niets kennen behalve via de categorieën van je verstand (Kant).
Je kan niets kennen behalve wat in de ervaring gegeven is (empirisch scepticisme van Sextus Empiricus, logisch positivisme van Carnap).
Je kan niets kennen behalve als bewustzijnsinhoud (idealisme, Bacon).
Je kan niets kennen behalve de inhoud van je eigen bewustzijn (solipsisme).
Je kan niets weten behalve of iets werkt (pragmatisme, Peirce).
Je kan niets weten behalve wat onwaar is (falsificationisme, Popper).
Je kan niets weten behalve voor jezelf (subjectivisme).
Je kan niets weten behalve voor zover het in taal is uit te drukken (linguïstisch relativisme, Sapir-Whorf).
Je kan niets weten behalve in een gegeven context (contextualisme).
Je kan niets weten behalve in een vooringenomen denksysteem (postmodernisme).
En dan nu de hamvraag: welke sceptische leer komt het dichtst bij niet-weten? Antwoord: geen.
Een agnost meent niet te weten dat je niets kan weten behalve dit of dat, en ook niet dat je helemaal niets kan weten. Niet-weten is geen twijfelleer.
Niet-weten is een lege leer. Een lege leer mag geen naam hebben. En zeker geen inhoud.