Herroepen in de woestijn – de orde van een dwaaltekst.
Kijk eens naar de volgende reeks dwaalzinnen:
0. …
1. Ik weet niets.
2. Ik weet niets, en dat ook niet.
3. Ik weet niets, en dat ook niet, en dat ook niet.
4. Ik weet niets, en dat ook niet, en dat ook niet, en dat ook niet…
Een dwaaltekst van de eerste orde (1) ontkracht een gangbaar of voorafgaand denkbeeld, maar niet met zoveel woorden zichzelf.
Een dwaaltekst van de tweede orde (2) herroept ook zichzelf (en heeft daardoor altijd de vorm van een paradox).
Een dwaaltekst van de derde orde (3) herroept ook het herroepen.
Een dwaaltekst van de hoogste orde (4) herroept zichzelf en iedere herroeping van zichzelf.
Vreemd genoeg drukken dwaalteksten van de hoogste orde nog steeds een weten uit, al is het dan een weten van niet-weten. Een oneindige ontkenning is nog steeds een bewering. Zoals de reeks 1/1, 1/2, 1/4, 1/8… tevergeefs naar 0 reikt, zo reiken dwaalteksten tevergeefs naar niet-weten. Net als het woord niet-weten zelf.
En stilte dan? Wat is de orde van de lege dwaaltekst? Zwijgen is geen beweren, dus drukt het ook geen weten uit, dat scheelt. Maar juist omdat de zwijger niets beweert kan hij ook niets herroepen. Niets zeggen is dus geen effectieve uitdrukking van niet-weten. Het is te nietszeggend. Stilte is een dwaaltekst van de laagste orde (0).
De effectiviteit waarmee een reguliere tekst een bepaald weten onder woorden brengt wordt gewoonlijk de zeggingskracht genoemd. Net zo kunnen we de effectiviteit waarmee een bepaald niet-weten onder woorden wordt gebracht de ontzeggingskracht noemen.
Een dwaaltekst waarin afgerekend wordt met een groot aantal verschillende ideeën over, laten we zeggen, god, waarheid, wijsheid, verlichting, ethiek, de mens, de geest, het lichaam, de liefde, de dood of de (on)zin van het leven heeft een grote ontzeggingskracht.
De ontzeggingskracht is evenredig met de orde van de dwaaltekst.