Kan een weetniet wetenschap bedrijven? Een wiskunstenaar wiskunde? Een dwijsgeer wijsbegeerte? Gewetensvragen aan een weteloze.
Bewijsvoering kan je opvatten als een taalspel waarin je vanuit bepaalde premissen (waarvan de geldigheid niet ter discussie staat) in een bepaalde taal (waarvan de geldigheid niet ter discussie staat) volgens de afleidingsregels van een bepaalde logica (waarvan de geldigheid niet ter discussie staat) tot ware uitspraken probeert te komen.
Zoals ieder spel kan het taalspel dat bewijsvoering heet pas gespeeld worden wanneer de spelers het eens zijn over de spelregels.
Zodra iemand de geldigheid van de premissen aanvecht is het spel uit.
Zodra iemand wil overschakelen op een andere logica is het spel uit.
Zodra iemand de taal ter discussie stelt waarvan de bewijsvoering zich bedient (natuurlijke taal, formele taal, procedurele taal) is het spel uit.
‘Waar’ is een gegeven uitspraak alleen voor degenen die het eens zijn over de spelregels en die alle aannames onderschrijven – voor degenen die bereid zijn het spel ten volle te spelen.
Waarheid is dan een kwestie van conventie, van consensus, van de meeste stemmen gelden, van reglementair gedrag, van sportiviteit, zou je kunnen zeggen, als waarheidsbejag denksport was.
Als bewijsvoering een taalspel is, dan is waarheid het domein van teamspelers en supporters. De rest staat buitenspel.
Het ‘hoogste’ bewijsvoeringsspel wordt gespeeld door wiskundigen en exacte wetenschappers, die meer dan wie ook hun best doen op het uitschrijven van de primitieven, postulaten en premissen, de gebruikte woorden en symbolen, de logische afleidingsregels.
In de alfa-wetenschappen, in de filosofie en in de theologie is eerder sprake van redeneren dan van bewijzen; in het openbare debat, in de religieuze praktijk en in het dagelijks leven eerder van overreden dan van redeneren. Zowel de rede en de retoriek kan je zien als taalspelen met eigen spelregels.
Wat voor taalspel is niet-weten? Een spel van niet beweren of althans herroepen wat je zo nodig schijnt te moeten roepen. Waar niets beweerd wordt valt niets te bewijzen of te beredeneren, ook niet met betrekking tot het bewijzen of redeneren zelf.
Niet-weten kent geen vaststellingen, geen doelstellingen, geen winnaars en geen verliezers. Het werpt balletjes op en het slaat ze weer weg, dat is alles. Het ene na het andere, nu dit balletje weer. Niet-weten is een choreografietje van niets – een ballètje. Niet-weten is kinderspel.
Wat natuurlijk niet betekent dat een agnost geen wiskunde, wetenschap, filosofie enzovoort kan bedrijven. Het betekent alleen maar dat hij de resultaten daarvan niet ziet als onomstotelijk bewezen, niet als relatief waar binnen het taalspel dat bewijsvoering, rede of retoriek heet en ook niet op een andere onveranderlijke, vooringenomen wijze.
Een weetniet bekijkt de wereld niet vanuit een ivoren toren maar vanuit steeds wisselende standpunten, om niet te zeggen, verdwijnpunten. Het is maar net hoe de wind waait, het tapijt vliegt, de steen rolt, de pet staat, de vlag erbij hangt, of de onderjurk.
Geen van die gezichtspunten houdt hij voor absoluut waar of onwaar, geldig of ongeldig, canoniek of aprocrief, subjectief of objectief, palliatief of curatief, exclusief of inclusief, tentatief, definitief of aperitief.
Proost.