Ik kwam in een stad, waar de mensen om me heen dromden.
Ze vroegen: ‘Waar komt u vandaan?’
Ze vroegen: ‘Waar gaat u heen?’
Ze vroegen: ‘In wat voor gezelschap reist u?’
Ze vroegen: ‘Wat is uw stamboom?’
Ze vroegen: ‘Wat is uw erfenis?’
Ze vroegen: ‘Wie kunt u begrijpen?’
Ze vroegen: ‘Wie begrijpt u?’
Ze vroegen: ‘Wat is uw leer?’
Ze vroegen: ‘Wie heeft de hele leer?’
Ze vroegen: ‘Wie heeft er helemaal geen leer?’
Ik zei tegen hen:
‘Wat veel lijkt is één.
Wat eenvoudig lijkt is ingewikkeld.
Wat samengesteld lijkt is enkelvoudig.
Het antwoord aan u allen is: De soefi’s.’
Bahaudin
Hans: Hier klopt iets niet.
Ayah: Hoezo?
Hans: De soefi’s is een naam voor een groep personen.
Ayah: En?
Hans: Hoe kan een groep personen nou een erfenis of een leer zijn?
Ayah: Het zal wel door de vertaling komen.
Hans: Ik spreek geen Arabisch.
Ayah: Ik ook niet.
Hans: En ik ben geen soefi.
Ayah: Ik ook niet.
Hans: En ik ken geen soefi.
Ayah: Ik ook niet.
Hans: Dus kan ‘de soefi’s’ voor ons onmogelijk het ene antwoord zijn.
Ayah: Maar wat dan wel?
Hans: Tja.
Ayah: Nou?
Hans: Dat was het al.
Ayah: Het antwoord aan u allen is Tja?
Hans:
‘Waar komt u vandaan?’
‘Tja.’
‘Waar gaat u heen?’
‘Tja.’
‘In wat voor gezelschap reist u?’
‘Tja.’
‘Wat is uw stamboom?’
‘Tja.’
‘Wat is uw erfenis?’
‘Tja.’
‘Wie kunt u begrijpen?’
‘Tja.’
‘Wie begrijpt u?’
‘Tja.’
‘Wat is uw leer?’
‘Tja.’
‘Wie heeft de hele leer?’
‘Tja.’
‘Wie heeft er helemaal geen leer?’
‘Tja.’
Ayah: Grammaticaal valt er niets op af te dingen.
Hans: Maar?
Ayah: Of dit is wat Bahaudin bedoelde?
Hans: Tja.
Ayah: Ik bedoel, je kunt wel zoveel zeggen.
Hans: Bahaudin ook.
Ayah: Maar dat is tenminste een erkende derwisj.
Hans: Die tenminste toegaf dat hij helemaal geen leer had.
Ayah: Zo heb ik het niet begrepen.
Hans: Hoe heb jij het wel begrepen?
Ayah: ‘Wat is uw leer?’ ‘De soefi’s.’
Hans: ‘Wie heeft er helemaal geen leer?’ ‘De soefi’s.’
Ayah: Misschien was Bahaudin wel dolgedraaid.
Hans: Misschien is dat wel de essentie van het soefisme.
Ayah: Doldraaien?
Hans: Dansen in het duister.
Ayah: Tja.
Hans: Misschien is dat wel de essentie van mystiek.
Ayah: Dansen in het duister?
Hans: Niet-weten.
Ayah: Mystiek gaat over de eenwording met God.
Hans: Weet jij het verschil tussen ik en Gij?
Ayah: Over het Mysterie, bedoel ik.
Hans: Ik noem het gewoon niet weten.
Ayah: Dat klinkt toch een beetje onnozel.
Hans: Noem het dan maar agnose.
Waar kom jij vandaan?
Waar ga jij heen?
In wat voor gezelschap reis jij?
Wat is jouw stamboom?
Wat is jouw erfenis?
Wie kun jij begrijpen?
Wie begrijpt jou?
Wat is jouw leer?
Wie heeft de hele leer?
Wie heeft er helemaal geen leer?