Ongevraagd kom je op de wereld, met lege handen, huilend als een achtergelaten kind. Ongevraagd verlaat je dit leven, met lege handen, verdrietig, vol spijt. Leef daarom je leven op zo’n manier dat niets ervan werkelijk weggegooid is.
Eerst moet je aan het leven wennen, terwijl het nog volkomen nieuw voor je is. Je bent nog maar net gewend of je moet al gaan wennen aan het idee dat er een eind aan is.
Mediteer op deze beweging. Sterf vóór je sterft, zegt de Gereinigde. Voltooi de kringloop voordat die voor jou voltooid wordt.
Hashim de Sidqi
Hans: Sterf vóór je sterft vind ik een rare aansporing. Alsof het een keuze is, een vrijwillige virtuele dood, spirituele euthanasie.
Ayah: En dat is het niet?
Hans: Ik kan niet voor anderen spreken.
Ayah: Spreek dan maar voor jezelf.
Hans: Dat lukt al helemaal niet meer.
Ayah: Zalig zijn de schijndoden.
Hans: In mijn ervaring is sterven vóór je sterft iets dat je overkomt en waar je achteraf woorden bij verzint. Dat zijn altijd wanwoorden, zoals ‘sterven vóór je sterft’ of ‘voltooi de kringloop vóór die voor jou voltooid wordt.’
Ayah: Waanwoorden?
Hans: Zo kun je het ook zeggen.
Ayah: Welke woorden heb jij erbij verzonnen?
Hans: Woorden die bij mij passen.
Ayah: Zoals?
Hans: Afdalen in agnose, een vrije val in nietweten, de opgang naar de afgang, je kleinheid realiseren, sterven zonder bederven, weet ik veel.
Ayah: Welk woord is het meest nabij?
Hans: Weet ik veel.
Ayah: Wie of wat sterft er als je sterft voor je sterft?
Hans: Bij mij of bij de soefi?
Ayah: Doe eerst maar bij de soefi.
Hans: Zijn persoon, zou ik denken. Zijn zelfbeeld. Zijn eigenwilligheid.
Ayah: En dan?
Hans: Wordt hij wedergeboren in Allah. Wordt hij een met Allah. Wordt hij deel van Allah. Verdwijnt hij in Allah. Wordt zíjn wil Allah’s wil. Ik weet niet hoe een soefi het zou zeggen.
Ayah: En bij jou?
Hans: Bij mij stierf het heilige geloof in de persoon die ik meende te zijn, zou ik zeggen.
Ayah: En toen?
Hans: Stierf het heilige geloof in het sterven van de persoon die ik meende te zijn.
Ayah: Ja, bestaat die persoon nou wel of niet?
Hans: Het zijn gedachten die sterven en het zijn gedachten die weer opstaan.
Ayah: Want sterven aan het geloof in het sterven van de persoon die je meende te zijn, leidt volgens de logica van de dubbele ontkenning rechtstreeks tot zijn wederopstanding.
Hans: Alleen maar bij wijze van spreken.
Ayah: Wie is er dan gestorven en wie is er weer opgestaan?
Hans: De koning is dood, leve de ‘koning’.
Ayah: Tussen aanhalingstekens.
Hans: Hoera! Hoera! Hoera!
Ayah: De koning staat hier voor Hans van Dam?
Hans: De koning staat hier voor de nar.
Ayah: En Hans van Dam?
Hans: Voor ‘Hans van Dam’.
Ayah: Wat betekent dat precies?
Hans: Precies.
Ayah: Hoeveel tijd verstreek er tussen jouw figuurlijke dood en je figuurlijke wederopstanding?
Hans: Geen.
Ayah: Hoe kan dat?
Hans: Het heilige geloof in mijn persoon ging tegelijk met het heilige geloof in de dood van mijn persoon en het heilige geloof in wat dan ook in rook op.
Ayah: Twee vliegen in één klap.
Hans: Alle vliegen in één klap.
Ayah: Toe maar.
Hans: Geloof je dat?
Ayah: Sindsdien denk jij nooit meer in termen van ik en niet-ik?
Hans: Sindsdien denk ik steeds weer in termen van ik en niet-ik.
Ayah: Hè?
Hans: Net als voordien.
Ayah: O.
Hans: Of ik of niet-ik nou wil of niet.
Ayah: Het overkomt je.
Hans: Maar geloof ik het ook?
Ayah: Dat weet ik niet.
Hans: Nou, ik ook niet.
Ayah: Zo te horen sterf jij onophoudelijk.
Hans: Alleen maar bij wijze van spreken.
Ayah: Maar waaraan?
Hans: Dat zeg ik.
Ayah: Wat zeg je?
Hans: Aan mijn gedachten.
Ayah: Blijft er dan niet één overeind?
Hans: Deze alvast niet.
Ayah: Volgens de logica van de dubbele ontkenning…
Hans: Blablabla.
Ayah: Zie jij jezelf als een Gereinigde?
Hans: God nee.
Ayah: Waarom niet?
Hans: Dat kan iedere schoonmaker je vertellen.
Ayah: Het reinigen is nooit gedaan.
Hans: Tot nog toe niet, tenminste.
Ayah: Jij blijft op je hoede, hè?
Hans: Of ik wil of niet.
Afbeelding: ‘Het reinigen is nooit gedaan.’
Ayah: Wat zou er gebeuren als je je waakzaamheid een ogenblik liet verslappen?
Hans: Misschien zou ik dan wel gaan denken dat ik mijn waakzaamheid geen ogenblik mocht laten verslappen.
Ayah: Wat?
Hans: Of misschien zou ik mezelf wel als een Gereinigde gaan zien.
Ayah: Bedoel je dat wij principieel onrein zijn? Zondig geboren? De erfzondegedachte?
Hans: Of misschien zou ik ons wel als principieel onrein gaan zien, zondig geboren – de erfzondegedachte.
Ayah: Voel jij je wedergeboren in het Ene? Een met het Ene? Deel van het Ene? Verdwenen in het Ene?
Hans: Of misschien zou ik mezelf wel gaan zien als wedergeboren in het Ene, een met het Ene, deel van het Ene, verdwenen in het Ene.
Ayah: Je bent en blijft een individu, wou je zeggen, afgescheiden van het Ene zolang je leeft.
Hans: Of misschien zou ik mezelf als een individu gaan zien, afgescheiden van het Ene zolang ik leef.
Ayah: Je moet er niet aan denken.
Hans: Je denkt wat je moet denken.
Ayah: Maar je moet niet alles geloven wat je denkt.
Hans: Dit ook niet.
Ayah: Is dit nou de beweging waarop we volgens Hashim de Sidqi moeten mediteren?
Hans: Gelukkig niet.
Ayah: Wat dan?
Hans: Het is al de meditatie.
Ben jij al gewend aan het idee dat er mogelijk een eind aan je leven is?
Denk jij dat het voor iedereen mogelijk is om aan dat idee te wennen?
Denk jij dat het voor iedereen goed zou zijn om eraan te wennen?
Denk jij dat er Gereinigden onder ons zijn? Jijzelf? Ik?
Denk jij dat we principieel Onrein zijn, zondig geboren?
Denk jij dat je moet mediteren?
Denk jij dat iedereen moet mediteren?
Denk jij dat je je waakzaamheid geen ogenblik mag laten verslappen?
Denk jij dat ik mijn waakzaamheid geen ogenblik laat verslappen?
Wat denk je allemaal niet?