Telkens weer ben ik als gras gegroeid. Ik heb zevenhonderdzeventig vormen meegemaakt. Ik ben aan het minerale gestorven en plantaardig geworden. Ik ben aan het plantaardige gestorven en dierlijk geworden. Ik ben aan het dierlijke gestorven en een mens geworden. Waarom dan bang zijn door de dood te verdwijnen?
De volgende keer sterf ik en breng vleugels en veren als de engelen voort. Daarna, hoger opvliegend dan de engelen – Wat u zich niet kunt voorstellen, dat word ik.
Rumi
Hans: Wat je je niet kunt voorstellen, dat ben ik.
Ayah: Dat ben ik?
Hans: Jij ook ja.
Ayah: Hoe bedoel je?
Hans: Dat je voor het onvoorstelbare echt niet dood hoeft te gaan.
Ayah: Niet?
Hans: Is gras al niet compleet onvoorstelbaar?
Ayah: Gras?
Hans: Mineralen, dieren, vleugels, veren, engelen, vliegen?
Ayah: Wat is daar onvoorstelbaar aan?
Hans: Stel je maar eens voor dat het er allemaal niet is.
Ayah: Ja, en?
Hans: En dat je het je dan zelf moet voorstellen.
Ayah: Helemaal uit het niets, bedoel je.
Hans: Het lot van de Schepper vóór de schepping.
Ayah: Ik geloof dat ik me dan alleen het niets zou kunnen voorstellen.
Hans: Als er niets was, zou jij er ook niet zijn om het je voor te stellen.
Ayah: Nou, dat begint al goed.
Hans: Waren er wel voorstellingen mogelijk op de eerste dag of moest er eerst een voorstellingsvermogen geschapen worden?
Ayah: Ai.
Hans: Is het wel mogelijk om een voorstellingsvermogen te scheppen op de eerste dag als je nog niet over het voorstellingsvermogen beschikt om je een voorstellingsvermogen voor te stellen?
Ayah: Was er wel verandering mogelijk op de eerste dag of moest er eerst tijd geschapen worden?
Hans: Was er wel plaats om dingen te scheppen of moest er eerst ruimte geschapen worden?
Ayah: Was het wel mogelijk om dingen te scheppen of moesten er eerst natuurkrachten geschapen worden?
Hans: Was er wel een dag op de eerste dag of moest er eerst licht geschapen worden?
Ayah: Kun je wel licht scheppen als je nog geen ogen geschapen hebt?
Hans: Kun je wel ogen scheppen als je nog geen lichaam geschapen hebt?
Ayah: Kun je wel een lichaam scheppen als je nog geen wereld geschapen hebt?
Hans: Kun je wel een wereld scheppen als je nog geen schepper geschapen hebt?
Ayah: Volgens mij is geen beginnen aan.
Hans: Misschien moest eerst het idee van beginnen nog geschapen worden.
Ayah: Misschien moest eerst het idee van scheppen nog geschapen worden.
Hans: Telkens weer ben ik als gras gegroeid…
Ayah: Onvoorstelbaar!
Hans: Ik heb zevenhonderdzeventig vormen meegemaakt.
Ayah: Onvoorstelbaar!
Hans: Ik ben aan het minerale gestorven en plant geworden.
Ayah: Onvoorstelbaar!
Hans: Ik ben aan het plantaardige gestorven en dier geworden.
Ayah: Onvoorstelbaar!
Hans: Ik ben aan het dierlijke gestorven en mens geworden.
Ayah: Onvoorstelbaar!
Hans: De volgende keer sterf ik en breng vleugels en veren als de engelen voort.
Ayah: Onvoorstelbaar!
Hans: Daarna, hoger opvliegend dan de engelen – wat ik mij niet kan voorstellen, dat was ik al, dat ben ik al en dat zal ik blijven.
Ayah: Onvoorstelbaar!
Hans: Dat kun je je dus allemaal voorstellen.
Ayah: Onvoorstelbaar!
Hans: Waarom dan bang zijn door de dood te verdwijnen?
Ayah: Ja, waarom ook eigenlijk.
Hans: Waarom ook eigenlijk niet.
Ayah: Ik kan het me best voorstellen.
Afbeelding: Is gras al niet compleet onvoorstelbaar?
Had jij jezelf kunnen bedenken?
Had jij je ogen kunnen bedenken?
Had jij je hart kunnen bedenken?
Had jij je geslachtsorganen kunnen bedenken?
Had jij je verlangens kunnen bedenken?
Had jij het denken kunnen bedenken?
Had jij deze tekst kunnen bedenken?
Had jij mij kunnen bedenken?