Uren maken jonge mensen oud. Alle verandering komt voort uit de uren. Wie bevrijd is van uren, is vrij van verandering. Als je een uur lang kunt ontsnappen aan de uren, komen alle samenhangen in een ander licht te staan. Je raakt vertrouwd met wat oorzaak en gevolg te boven gaat.
Uren hebben geen weet van het tijdloze. Wie bezeten is van de tijd, kan het tijdloze enkel bereiken door verbijstering.
Rumi
Hans: En wie bezeten is van het tijdloze?
Ayah: Nou?
Hans: Die kan het loze enkel bereiken door verbijstering.
Ayah: Het loze?
Hans: Dat wat je realiseert in verbijstering.
Ayah: Te weten?
Hans: Niets.
Ayah: Dat begrijp ik niet.
Hans: Wie bezeten is van het tijdelijke, zit daarin vast.
Ayah: Dat begrijp ik.
Hans: Daaraan ontsnap je volgens Rumi door verbijstering.
Ayah: Dan val je uit het tijdelijke.
Hans: Een kwestie van ont-snappen.
Ayah: Dan ben je het spoor bijster.
Hans: Wie bezeten is van het tijdloze, zit net zo goed vast.
Ayah: In absolutisme.
Hans: Daaraan ontsnap je eveneens door verbijstering.
Ayah: Dan val je ook nog uit het eeuwige.
Hans: Dan val je eindelijk vrij.
Ayah: O, zo.
Hans: O zo.
Ayah: Maar hoe kom je tot verbijstering?
Hans: Door jezelf voor je kop te slaan.
Ayah: Hoe stom kun je zijn.
Hans: Je kunt niet stom genoeg zijn.
Ayah: Zelf stel ik liever vragen.
Hans: Dat komt op hetzelfde neer.
Ayah: Wat is tijd?
Hans: Het is maar net aan wie je het vraagt.
Ayah: Wat krijg je dan te horen, bijvoorbeeld?
Hans: Dat tijd lineair is, bijvoorbeeld.
Ayah: Verleden, heden, toekomst.
Hans: Of dat tijd circulair is.
Ayah: De kringloop van de etmalen en de seizoenen.
Hans: Wedergeboortes.
Ayah: Het wiel van samsara.
Hans: Of dat tijd absoluut is.
Ayah: Isaac Newton.
Hans: Dat tijd relatief is.
Ayah: Albert Einstein.
Hans: Dat tijd een categorie van het verstand is.
Ayah: Immanuel Kant.
Hans: Dat tijd de ervaring van duur is.
Ayah: Henri Bergson.
Hans: Dat tijd de zin van zijn is.
Ayah: Martin Heidegger.
Hans: Enzovoort.
Ayah: Volgens mij leven wij in een eeuwig heden.
Hans: Zie je wel?
Ayah: Wat?
Hans: Het is maar net aan wie je het vraagt.
Ayah: Herinneringen heb je nu, verwachtingen heb je nu.
Hans: Zie je wel?
Ayah: Wat is er mis met het eeuwige heden?
Hans: Wat is een heden zonder toekomst of verleden?
Ayah: Wat je op dit moment ervaart. Dit gesprek. Deze muziek.
Hans: Zou je dit gesprek, deze muziek ervaren als je alleen maar de huidige klank kon horen?
Ayah: Hm.
Hans: Nou?
Ayah: Dan hoorde je alleen maar ‘ploink’, lijkt mij.
Hans: Zelfs ‘ploink’ heeft nog een duur van een tel of zo. Hoelang duurt het heden als je helemaal afziet van het verleden en de toekomst?
Ayah: Nul seconden. Geen duur.
Hans: Hoe klinkt een ploink zonder duur?
Ayah: …
Hans: Wat kan er volgens jou gebeuren in nul seconden?
Ayah: Niets.
Hans: Is het heden volgens jou gebeurtenisloos?
Ayah: Absurd.
Hans: In een eeuwig heden zonder toekomst of verleden kan bij gebrek aan tijd niets gebeuren.
Ayah: Dat had ik me niet gerealiseerd.
Hans: Als we Parmenides tenminste mogen geloven.
Ayah: O ja, de paradoxen van Zeno.
Hans: Dat komt er nou van als je de tijd onderzoekt.
Ayah: Wat komt er nou van als je de tijd onderzoekt?
Hans: De ene theorie na de andere.
Ayah: De ene tegenspraak na de andere.
Hans: De ene stoplap na de andere.
Ayah: Tot je kop uit elkaar barst.
Hans: En alles voortijdig tot stilstand komt.
Ayah: Wat moeten we dan?
Hans: De tijd de ruimte geven.
Ayah: Bedoel je de tijdruimte?
Hans: Hem niet langer proberen te vangen, bedoel ik.
Ayah: Wat als je de tijd niet meer probeert te vangen?
Hans: Dan hoef je hem ook niet meer vrij te laten.
Ayah: Misschien is alles wel een illusie. Zowel de tijd als het eeuwige heden.
Hans: Daar ga je alweer.
Ayah: Maya.
Hans: Zie je wel?
Ayah: Wat?
Hans: Het ene verhaal na het andere.
Ayah: Wat als je geen volgend verhaal verzint?
Hans: Dan val je uit het vorige.
Ayah: Waarin?
Hans: Nergens in.
Ayah: Het loze, zei je toch?
Hans: Alleen maar bij wijze van spreken.
Ayah: En dan is er alleen nog verbijstering?
Hans: En dan is er ook geen verbijstering meer.
Ayah: Hè?
Hans: Verbijsterend, nietwaar?
Ayah: Zijn uren dan weer uren?
Hans: Je raakt ze almaar kwijt.
Ayah: Ze duren zonder duren.
Hans: En weten niet van tijd.
Ben jij bezeten van de tijd?
Welke theorie over de tijd spreekt jou aan?
Ben jij bezeten van het tijdloze?
Geloof jij in het absolute?
Geloof jij in het eeuwige heden?
Stel je voor dat de dood het einde is. Hoe voelt dat?
Stel je voor dat er nooit een einde komt aan je bestaan. Hoe voelt dat?