Geïnspireerd door hoofdstuk 39 van de Daodejing
Meester Tja zegt:
De wijze kent de geest niet van de stof, de jade niet van de kiezel.
Hij kent de hemel niet van de aarde, de goden niet van de mensen.
Hij kent de vorsten niet van de onderdanen, de rijken niet van de armen.
Hij kent het edele niet van het vulgaire, reinheid niet van verdorvenheid.
Hij kent de geest niet van het vlees, het bot niet van de stof.
Hij kent wijsheid niet van dwaasheid, volheid niet van leegte.
Hij kent het hier niet van het daar, het binnenste niet van buiten.
Hij kent vroeger niet van later, ooit niet van nu.
Daarom houdt de wijze zich aan de kern noch de schors. Hij houdt zich aan de bloem noch de vrucht. Hij doet eens dit, hij doet eens dat, ach ja, hij doet maar wat.