In honderd korte fabels maken we kennis met de dieren in het bos. En dieren zijn precies als mensen. Ze denken na over hun leven en praten over wat hen bezighoudt: liefde, schoonheid, macht, vriendschap, tijd, taal, identiteit en nog veel meer.
De fabels van Jan Bouwstra kenmerken zich door milde humor. Ze hebben de vorm van kleine, lichtvoetige, filosofische dialogen. Veel dierenpersonages keren regelmatig terug: de brilslang en de uil, de neushoorn en de olifant, de krekel en de egel, de muis en de kikker, de mol, de padden, de boktor, de eekhoorn, de ekster en de merel en vele anderen. En ze hebben zo hun eigen kijk op het leven.
Jan Bouwstra is schrijver, dichter en biochemicus. Hij studeerde Moleculaire Wetenschappen in Wageningen, promoveerde aan de Universiteit van Utrecht, en volgde daarnaast colleges Filosofie. Hij is een gepassioneerd amateurpianist en schrijft korte verhalen, gedichten, en bovenal fabels waarvoor hij een speciale liefde heeft ontwikkeld. Hij schrijft fabels waarvan de betekenis belangrijker is dan de vorm, zonder dat dit opvalt.