Ik kom nu eindelijk bij de eigenlijke beschuldiging van magie. Het vuur daarvan is met een hoop tamtam ontstoken om mijn reputatie schade toe te brengen. De verwachtingen waren hooggespannen, maar het werd een bittere teleurstelling: het beloofde uitstoot louter ouwe wijven praatjes. Hebt u het ooit gezien, Maximus, als hooi vlamvat? Scherp geknetter, een enorme vloed, het vuur grijpt om zich heen maar de brandstof is licht en de brand dooft snel en zonder sporen na te laten. Ziehier de aanklacht in kwestie: begonnen met smaling, aangewakkerd door frasen, maar al snel zonder brandstof, en ongetwijfeld, naar uw oordeel, zonder enig blijvend spoor van laster (bladzijde 78).
Lucius Apuleius was een schrijver en redenaar die leefde in Romeins Noord-Afrika, in wat nu het Noordoosten is van Algerije. Hij werd geboren omstreeks het jaar 124 en overleed ergens in de zeventiger jaren van diezelfde eeuw. Zijn bekendste werk is Metamorphoses, ook wel De Gouden Ezel genoemd. Het is de enige roman die uit die tijd bewaard is gebleven en heeft veel invloed gehad op de westerse literatuur. In de renaissance lieten ook filosofen zich er vaak door inspireren.
Apuleius heeft ons echter nog meer teksten nagelaten, zoals een overzicht van de filosofie van Plato, een boek over logica en een boek over het universum dat aan Aristoteles werd toegeschreven. Daarnaast hebben we ook nog een aantal redevoeringen van hem. De belangrijkste daarvan zijn nu vertaald door Vincent Hunink en uitgegeven door uitgeverij Noordboek. Het boek heeft vier delen. Het eerste deel bevat enkele korte redevoeringen. Het tweede deel bestaat uit een verdediging tegen de beschuldiging om zwarte magie de bedrijven. Door zijn nauwkeurige beschrijvingen geeft de schrijver hier een interessant beeld van de beoefening van zwarte magie in die tijd. Het derde deel gaat over de demon (daimon) van Socrates en over demonen in het algemeen. Demonen waren in die tijd boodschappers van de goden en hulp geesten voor de mensen. Ze zijn later door de kerkvaders verketterd en tot vijand van de mensheid benoemd. Het boek eindigt tenslotte met een deel dat allerhande fragmenten van teksten, korte verhalen en observaties. Het geheel geeft een interessante inkijk in het leven in het Afrika van die tijd.
Zwarte magie
Apuleius had op zeker moment een oudere weduwe getrouwd die al twee zoons had. Blijkbaar waren deze zoons hier na verloop van tijd niet erg enthousiast over, misschien wel omdat hierdoor een deel van de erfenis aan hun neus voorbij zou gaan. Op aanraden van anderen sleepten ze Apuleius voor de rechter op beschuldiging van het bedrijven van tovenarij. Kennelijk bestond de aanklacht uit een hele lijst van beschuldigingen en in zijn redevoering probeert Apuleius deze te weerleggen.
Zo wordt hem verweten dat hij spiegels bezit. Hij weerlegt deze aanklacht door te zeggen dat hij deze spiegels nodig heeft voor praktische doeleinden, onder andere voor zijn onderzoek naar de aard van het licht. Bovendien, zo betoogt hij, is een magiër niets anders dan een Perzische priester, die deskundig is in het door de goden gewenste ritueel. Een magiër is dus geen slecht mens. Het is volgens Apuleius wel zo dat iemand die de principes van de natuur onderzoekt al gauw door de onwetenden werd beschuldigd van goddeloosheid.
In het verdere deel van zijn verdediging gaat Apuleius alle aanklachten na en weerlegt ze. Hierbij komen we vele sappige details van de familiebetrekkingen aan het licht. De tekst zou zonder moeite kunnen worden omgezet in een script voor een volgend seizoen van de serie “Goede tijden, slechte tijden”. Het is met humor geschreven en zit vol verrassende wendingen.
De god van Socrates
Deze redevoering was volgens de vertaler bedoelt om in een theater het publiek te imponeren. Je zou het dus een soort “stand up litterature” kunnen noemen, of misschien “spoken word”. Het niveau van eruditie gaat echter het huidige verre te boven, hij spreekt bijvoorbeeld zowel Grieks als Latijn. Zo haalt hij in het begin de fabel van Aesopus aan, die in 1668 door Jean de la Fontaine in zijn boek Fables, is beschreven als de fabel van Le corbeau et le renard (De raaf en de vos).
Apuleius betoogt dat er twee soorten levende wezens zijn: de mensen en de goden en dat er tussen beide een grote afstand bestaat. Als gevolg hiervan verloopt het contact tussen beide uiterst moeizaam. In sommige culturen helpen de overleden voorouders hier een handje, in het katholicisme zijn het de heiligen, maar in de antieke tijd was dit de taak van een apart soort wezens: de demonen. Het zijn de koeriers tussen hemel en aarde, die het luchtruim bevolken. Demonen zijn, volgens de definitie van Apuleius: levende wezens, verstandelijk van aard, gevoelig van ziel, vluchtig van lichaam en eeuwig van tijd (bladzijde 182). Ze willen bovendien ook bediend worden door rituelen en offers. Dit is trouwens de basis voor wat in de renaissance de spirituele magie zou worden genoemd. In onze tijd vinden we dit nog terug bij mensen die, telkens als ze wat kwijt zijn, Sint Antonius aanroepen.
Zelfs de menselijke ziel wordt soms een demon genoemd, soms al voor deze na de dood het lichaam heeft verlaten. Socrates had het over zijn demon als hij zijn intuïtie of de stem van zijn geweten bedoelde.de beste zorg voor je eigen demon is het praktiseren van filosofie (bladzijde 191).
Florida
De laatste 20 bladzijden van het boek worden gevuld door fragmenten uit het boek Florida. Dit boek is door Hunink in zijn geheel al in het Engels vertaald. Het zijn korte fragmenten, van een halve tot drie en een halve bladzijde lang, die ook weer met veel humor en spitsvondigheid zijn geschreven. Als voorbeeld kan het volgende dienen:
Vogelzang
De filosofie heeft mij namelijk niet zo’n soort spraakvermogen verleend als natuur aan sommige vogels zang heeft toegemeten: kortstondig en tijdgebonden. Zwaluwen klinken ‘s ochtends, cicaden ‘s middags, uilen bij schemer, steenuilen ‘s avonds, nachtuilen ‘s nachts en hanen bij dageraad. Al deze dieren zingen en beginnen als per toerbeurt, met onderling verschillend tempo en verschillende wijs. Het lied van hanen werkt als een wekker, nachtuilen fluiten, steenuilen kwelen, uilen schreeuwen, cicaden sjirpen en zwaluwen krijsen.
Maar een filosoof? Bij hem zijn Rede en rede ononderbroken van duur, achtenswaardig om te horen en nuttig om te begrijpen. Ja, ze zingen elke wijs (bladzijde 207).
Ten slotte
Het is een interessant boek en het leest prettig. De vertaling is vlot en Apuleius schrijft met humor en weet waar hij het over heeft. Hij is erudiet zonder al te wijdlopig te worden of te pochen. Het boek is een rijke bron van informatie over de filosofie en het leven en het gedachtengoed van het vroeg-Romeinse rijk. Je moet er echter de tijd voor willen nemen om er ten volle van te kunnen genieten. We mogen de vertaler en de uitgever dankbaar zijn voor dit nieuwe juweeltje.