‘Een leegmaken van het zelf’, ‘een leegstromen van het subject’: bestaat er een mooier en meer adequate beschrijving van meditatie of zazen? Ook hier is, net als in de westerse mystiek, sprake van een leegmaken. Ook bij zazen draait het, zeker in eerste instantie, om een ‘wegneming van alles’, zoals Plotinus dit leegmaken zo treffend omschreef.
Ook bij meditatie is sprake van een leegstromen, een afschrapingsproces, waarbij ingebakken gezichtspunten, mentale gewoontes, interpretaties, emotionele kleuringen, die allemaal nauw samenhangen met het eigen zelf, zoveel mogelijk achterwege worden gelaten. Het gaat erom, zoals dit bij inzichtmeditatie steeds het geval is, om een ‘stilleggen van het wervelen van de geest’, het bedwingen van ‘de aap in de geest’, het pingpongspel van voor- en afkeur, van voor en tegen, van vooruitlopen en terugkijken, verleden en toekomst, kortom alles wat ons verwijdert van het huidige ogenblik, alles wat ons verhindert om het nu-moment te ervaren. De nadruk ligt daarom ook op de ononderbroken aandacht, de waakzaamheid en de alertheid voor het ogenblik.
Steeds opnieuw beklemtoont Dôgen het belang van ‘keuzeloos gewaar zijn’, de aandacht die voorafgaat aan alle gebruik van begrippen, aan elk categoriseren of labelen. Het gaat om een observeren zonder oordelen, zonder voordelen, een naakt en maagdelijk observeren, een kijken of toekijken waarbij we de dingen laten zijn wat ze zijn. Het gaat erom om het waas van illusie, waardoor we doorgaans naar de wereld kijken, op te heffen. De sluier van de illusie, de sluier van Maya te ontsluieren. Het gaat om een onmiddellijke ervaring van het ogenblik, van elk ogenblik, waarbij we alles waarnemen alsof we het voor de eerste maal waarnemen.
Het is precies dit afschrapingsproces dat Dôgen omschreef als het ‘afwerpen van lichaam en geest’. Dit verwijst naar het proces waarop lichaam en geest van zijn conditioneringen worden bevrijd. Een proces waarbij het juk van het zelf overboord wordt gegooid, waarbij het zelf zichzelf vergeet in het ogenblik, zich erin verliest. Elk ogenblik is gedachteloos, de dingen brengen geen bijgedachte met zich mee, het zelf projecteert zijn bezigheden niet langer meer als een raster op de dingen. Dit is het ogenblik waarop lichaam en geest een grote vrijheid bereiken.
Een beroemde, vaak aangehaalde passage uit de Genjo koan is:
‘De boeddhaweg bestuderen is zichzelf bestuderen.
Zichzelf bestuderen is zichzelf vergeten.
Zichzelf vergeten is verlicht worden door de tienduizend dingen.
Verlicht worden door de tienduizend dingen veroorzaakt het ‘afwerpen van lichaam en geest’, alsook die van anderen.
De sporen van verlichting lossen zich op en deze spoorloze verlichting zet zich eindeloos door’.
De boeddhaweg, of de weg naar verlichting, sluit het vergeten van het zelf in, het zelf dat heel het scherm belichaamt waarmee we de werkelijkheid als illusie waarnemen. Het is dit scherm zelf, de diepere kern ervan, het zelf of ego, dat hier als het ware oplost in het ogenblik, zij het even maar. Deze diepere kern ervaren wij als een onvergankelijke, alomtegenwoordige en vaststaande rotsbodem: we zijn er uiterst gehecht aan, omdat wij denken dat wij enkel dit zelf zijn en zonder dit zelf niemand of niets zijn, pure leegte dus….Gezien echter vanuit een verlichte blik op de wereld is dit ego enkel een geconditioneerde en beperkte visie en fungeert het tevens als een gevangenis. Pure onvrijheid. Bron van lijden. Pure misvatting ook, alsof de wereld zoals wij die waarnemen de ene, echte, enig mogelijke wereld is.
Niets is echter minder waar. De wereld zoals wij die waarnemen, is een persoonlijk gekleurde opvatting. Die wereld is lang niet zo stabiel als we aannemen, integendeel: deze wereld ontsnapt ons als zodanig, zolang hij is gevangen in ons hoogstpersoonlijk projectiescherm. Dus het ego is tegelijk onze houvast én onze gevangenis. Vandaar dat verlichting enerzijds met ervaring van de afgrond gepaard gaat, zoals ik hoger beschreef, maar tevens met ‘een onbeschrijfelijke vreugde’. De stilte van de verlichting, satori of samadhi, vervult ons uiteindelijk met de vreugde van het ontwaken. Een mooiere parallel met de ervaring van het sublieme is nauwelijks denkbaar.
Toch is Dôgen heel erg voorzichtig en behoedzaam om een absolute wig te drijven tussen normaal bewustzijn en verlichting. Zoals ik reeds betoogde beschikt volgens Dôgen iedereen over een boeddhanatuur, hoe onverlicht hij of zij uiterlijk ook moge zijn. Er is daarom geen volstrekt onderscheid tussen verlichting en niet-verlichting. Enerzijds is iedereen in potentie in zekere zin al verlicht is, omdat hij of zij een boeddha-natuur bezit. Vandaar dat hij ook uitdrukkelijk zegt: Zodra je begint te mediteren, ben je al verlicht. Anderzijds kan verlichting worden onderbroken. Het is niet noodzakelijk een permanente toestand. Daarom moet de verlichting gecultiveerd worden. Het adagium van Dôgen is dan ook: praktijk en realisatie (of verlichting) zijn één.
Maar er is meer. Een ander adagium van Dôgen, wellicht nog meer uitdagend, luidt: illusie en verlichting zijn één. Niet zelden waarschuwt Dôgen: hoed u voor diegene die beweert dat hij of zij verlicht is. Een verlichte, die er prat op gaat verlicht te zijn, zit nog volop in het zelf of het eigen ego! Een verlicht iemand zal zich nooit als zodanig voorstellen of uitroepen. Zo luidt het in de Genjo koan zeer scherp:
‘Grote verlichting over misleiding vind je bij boeddha’s; grote misleiding over verlichting vind je bij levende wezens. Sommige mensen realiseren verlichting bovenop verlichting; anderen worden in hun illusie nog verder misleid. Wanneer alle boeddha’s werkelijk boeddha’s zijn, is er geen noodzaak voor hen dit te beseffen. Niettemin zijn zij verwerkelijkte boeddha’s en blijven zij het boeddhaschap verwerkelijken’.
Of nog, zoals ik hierboven citeerde:
‘De sporen van verlichting lossen zich op en deze spoorloze verlichting zet zich eindeloos door’.
Verlichting en illusie, boeddha’s en levende wezens, zijn onscheidbaar. Illusie betekent misleid worden omtrent verlichting, verlichting betekent verlicht worden omtrent illusie! Dit is diepgaande niet-dualistische visie. Uiteindelijk zal Dôgen betogen dat wij het boeddhaschap zelf moeten overstijgen én negeren.
Antoon Van den Braembussche, De stilte en het onuitsprekelijke.
Over beeldcultuur, kunst en mystiek. Antwerpen, EPO, 2016 (blz. 126-129). De auteur geeft over Dôgen op 10 mei een dhammatalk in het Antwerpse boeddhistisch centrum Ehipassiko in Deurne, Vlaanderen.
kees moerbeek zegt
‘Ook bij meditatie is sprake van een leegstromen, een afschrapingsproces, …’
Dank Antoon Van den Braembussche, maar laat in Boeddha’s naam het aan Dôgen zelf over wat meditatie is.
Namo Guanshiyin pusa!
Zeshin zegt
Als alles vanaf de beginne leeg is wat valt er dan leeg te maken?
Daishin zegt
Welke leegte?
zeshin zegt
de leegte waar die Antoon het over heeft
Taigu zegt
Er is niemand die ‘een’ boeddhanatuur ‘heeft’, sukkel.
‘Bussho’, Shobogenzo
https://doc.julesprast.nl/dharma/dogen/shobogenzo_21.pdf