Meer dan geluk – boeddhistische en stoïcijnse wijsheid voor (in) een sceptisch tijdperk
In dit Engelstalige boek stelt de schrijfster en psychotherapeute Antonia Macaro de vraag of we de boeddhistische en stoïcijnse filosofie kunnen vergelijken, en vooral, of we heden lessen kunnen trekken uit hun doctrines. Ze bekijkt de filosofieën dan ook vanuit het perspectief van iemand die niet meteen een diepe interesse heeft in de culturele/historische achtergrond van beide levensfilosofiëen. Daarbij laat ze ook het metafysische aspect achterwege. Want, zo concludeert de schrijfster in de eerste hoofdstukken; op welke manier je ze ook probeert te interpreteren, beide filosofieën zijn nu eenmaal in de kern doordrongen van metafysische inzichten. Maar daarom moeten we de gehele doctrine niet afdoen als aftands of voorbijgestreefd, de kritische hedendaagse mens kan er best wel wat seculiere wijsheid uit puren.
Een echte academische vergelijking tussen de boeddhistische en de Griekse filosofie moet men niet verwachten. De stoïcijnse filosofie is te gefragmenteerd om een degelijke studie te doen, en het boek is vooral voor het grote publiek geschreven. Wel biedt het boek een degelijke introductie in beide levensfilosofieën en krijg je een schat aan vergelijkbare citaten uit beider stromingen.
De overeenkomsten in levensvisies tussen de Grieks-Romeinse filosofen en de Boeddha zijn verrassend en interessant. Volgens de Boeddha is er dukkha (lijden/ontevredenheid) omdat we een begeerte hebben naar dingen die ons niet gelukkig kunnen maken, aangezien ze de drie kenmerken van bestaan bezitten; namelijk alles is leedvol, alles is vergankelijk en alles is leeg. Door onze onwetendheid verlangen we ons hele leven door naar alles dat deze kenmerken bezit en blijven we ontevreden in onze levenswandel.
De stoïcijnen leggen vooral de nadruk op het feit dat we eenvoudigweg geen controle kunnen uitoefenen op zaken buiten onszelf, daarbij onze emoties niet te baas kunnen en hieronder gaan lijden. Beide tradities richten zich daarom naar binnen als antwoord op dat existentieel lijden.
”Niemand is vrij die niet zichzelf de baas is.” zei Epictetus, en hij legde daarbij het belang bloot van een juiste visie. Je hebt geen invloed op externe factoren, maar wel invloed op de manier waarop ze je verstoren. Zowel het boeddhisme als het stoïcisme keuren daarom (sterke) emoties en waardeoordelen af en zien grote waarde in de oefening naar meer gelijkmoedigheid in uw dagelijks leven.
Beide tradities zijn duidelijk een soort oefenfilosofie; door redenatie alleen kom je er niet, er hoort ook een praktijk bij. Bij de Stoïcijnen is die oefening voornamelijk te vinden in het inpassen van de juiste morele waarden in het dagdagelijkse leven, in het boeddhisme gebruikt men daarbij ook nog meditatie om de geest te openen om de nieuwe inzichten eigen te maken.
In het laatste hoofdstuk van het boek geeft de schrijfster tien meditaties of praktijken waarmee we aan de slag kunnen. De tien oefeningen die ze aanreikt zijn losjes gebaseerd op boeddhistische en stoïcijnse inzichten van vorige hoofdstukken. Hoewel het de moeite loont om er eens bij stil te staan, vind ik haar seculiere kijk op de boeddhistische doctrine soms te afstandelijk, te berekend. Voor mij persoonlijk betekent boeddhisme meer dan een opsomming van enkele praktische richtlijnen om onszelf te verbeteren op bepaald aspecten; boeddhisme is in wezen een totaalpakket met een duidelijk einddoel voor ogen.
Het is dat uiteindelijke doel, de verlichting, waar de schrijfster dan ook heel veel moeite mee heeft. Vanuit haar seculier perspectief neemt ze een kritische positie in tegenover de vage concepten van de stoïcijnse wijze en de boeddhistische verlichtte. Daarbij vind ik haar kritiek vaak terecht; er wordt in beide tradities niet verwezen naar de geleidelijke overgang, die tussenfasen die op zich al een heilzame werking hebben op het individu. Het concept verlichtte, aharant of Boeddha, is een heel star en onmogelijk voorbeeld om naar toe te streven en kan voor velen de juiste praktijk net in de weg staan.
Haar frisse en praktische visie op beide doctrines is een goede tegenpool tegen de wat meer esoterische, zweverige boeken die in veel grotere getallen de boeddhistische bibliotheek vullen. Ook vond ik het een heel aparte en geslaagde opzet om de boeddhistische, Oosterse filosofie te vergelijken met ideeën vanuit de Klassieke Oudheid die dezelfde waarheden aanraken. Haar vlotte schrijfstijl maakte dat ik het boek in geen tijd uit had gelezen. Toch kan ik me niet van de indruk ontdoen dat ik net iets meer diepgang van het werk had verwacht en achterbleef met een heleboel vragen. Dat is niet noodzakelijk een slecht gegeven want het zette me aan om dieper te graven in onze ‘eigen’ rijke filosofische tradities…
Benny