De redactie van het Boeddhistisch Dagblad is geïnteresseerd in de ervaringen van mensen die het boeddhistisch pad volgen. De leer bestuderen en praktiseren. Al of niet op een kussen of in een sangha of in je eentje. Ben je zo’n iemand en wil je je ervaringen delen- hoe je het boeddhisme hebt ontdekt, wat het je opbracht en niet, je teleurstellingen en hoop, je verwachting, welke richting je volgt en waarom, of als je het boeddhisme weer hebt verlaten- stuur ons jouw ervaringen in een niet zo’n heel lange tekst toe om in de serie Boeddhistische doeners en denkers gepubliceerd te worden.
‘Meditatie beoefen ik al meer dan 30 jaar.
Echter zonder zeker te weten of dit wel meditatie is.
Dankzij (?!) Corona-Covid-19 en de ‘lock-down’ had ik nu wat meer tijd om mij hierin te verdiepen.
Ik herlas dus het boek van Shunryu Suzuki ‘Zen Mind Beginners Mind’ en begon met meer regelmaat een half uur te oefenen. En ik denk nu ongeveer te weten/voelen waar het om gaat. Ongeveer!
De periode vóór Corona.
Wat grote meesters over meditatie zeggen, had ik al overvloedig gehoord en gelezen. Mijn bibliotheek staat vol van hun (prachtige) boeken.
Het was al (lang geleden) voorgekomen dat ik zittend op dat kussen in mezelf een vage angst ontdekt had. En die angst is met de meditatie verminderd. Dat was mooi meegenomen en alleen maar daarvoor was het de moeite waard te gaan zitten. Maar had ik echt gemediteerd? Was ik tot mijn ware natuur doorgedrongen?
Had ik bij die zoektocht ontdekt dat ‘ik’ eigenlijk niet ‘bestond’?
Natuurlijk besta ik. Anders zou ik hier niet zitten te schrijven. Wat veel boeddhistische auteurs ook mogen blijven herhalen, het ‘ik’ is een nuttig concept. Het is een realiteit.
Maar had ik toen al beseft dat het ‘ik’, afgezonderd van de anderen, van de wereld, van het universum, van ‘God’, geen eigen en wezenlijk bestaan heeft, dat het een tijdelijk (en toevallige?) combinatie is van verschillende elementen? Misschien wel. Ik denk dat mijn verstand begreep wat daardoor bedoeld wordt.
En was ik al gedurende een meditatie in aanraking gekomen met mijn ‘natuur van de Boeddha’? Ik weet het niet. Misschien een beetje.
Ik had gelezen en gehoord dat men in de meditatie zijn ware zelf ontdekt, dat niet af te scheiden is van de wereld om zich heen, en van nog veel meer dan de wereld om ons heen. En als ik dan ging zitten, ja dan kwam ik tot dat besef. Maar was dat geen autosuggestie, auto-manipulatie?
Ik kon mezelf evengoed voorhouden dat diep in mezelf een grote angst te vinden was, een soort vage oerangst. En dan werd ik die oerangst gewaar.
Of ik kon mezelf overtuigen dat er diep in mij alleen maar geluk was (‘oer-geluk’). En dan had je mij licht zien glimlachen.
Maar was er dan achter of boven mijn verstand iets dat niet door mezelf werd gesuggereerd? Een soort goddelijk of universeel bestaan? En had ik dan misschien een soort ziel dat daarmee een soort relatie heeft? Misschien wel, maar dan zo vaag …
Maar sukkelaar, vroeg ik me dan af, waarom blijf je dan sinds jaren af en toe (met zeer weinig regelmaat) meditatie beoefenen op dat kussentje of op dat bankje?
Ook daarop wist ik geen antwoord. Ik wou het niet helemaal opgeven, ofschoon ik niet juist wist wat ik zou missen…
Wat ik wel wist was dat de studie van het boeddhisme (die bibliotheek achter mijn stoel) mijn ego wat meer op de achtergrond geschoven had. En dat er in mezelf een zeker gevoel van mededogen gegroeid was. En ik dacht van mezelf dat ik er een beter mens van geworden was, dat mijn waardenschaal in de juiste richting geëvolueerd was, dat mijn leven een beetje zinvoller geworden was.
Een klein beetje zinvoller, want ik bleef me afvragen waarom aan de mens zo een dramatisch lot was toebedeeld. We staan hier, zonder goed te weten waarom, hoewel we juist slim genoeg zijn om ons die vraag te stellen. Ik weet dat ik doodga, maar ik weet niet goed wat dat betekent, noch wat er daarna zal gebeuren. Ik heb angst voor het lijden en voor de aftakeling die de dood kunnen voorafgaan. Ik vrees dat mijn levenspartner nog vóór mij vertrekt. Ik vrees dat ik met de jaren dement en depressief zou kunnen worden.
De Boeddha heeft ons aangeleerd dat je dat moet leren aanvaarden, want alles is vergankelijk, en dat je daar niet moet blijven over piekeren.
Zoals Charlotte Joko Beck het schrijft: ‘je bent tenslotte maar een kleine waterrimpeling in de grote rivier van het leven…’
Mijn verstand kon die levenswijsheid wel vatten, maar die vage angst voor wat er later met ons kan gebeuren is in onze natuur ingebakken. Geest en lichaam zijn één, niet te onderscheiden. Het overleven is een ingeboren instinkt. En het onbekende schrikt ons af.
En als ik echt kon mediteren, tot in het diepste, vroeg ik me af, zou ik dan van die angst af geraken?
Wie heeft er ooit gezegd dat wie beweert God gevonden te hebben, waarschijnlijk niet lang genoeg gezocht heeft?
De Corona-periode en daarna.
Wat heb ik nu – in Coronatijd – ontdekt?
Met meer ervaring en kennis, en vooral met dagelijkse regelmatige beoefening heb ik heel wat meer ervaren/gevoeld/gevat/ontdekt.
Daar hebben Edel Maex, Suzuki en Corona aan bijgedragen.
‘Zen Mind Beginners Mind’ zei Suzuki. Dat wil niet zeggen- denk ik – dat je alles wat je geleerd hebt moet vergeten of weggooien – vooral niet! Dat wil wel zeggen dat je met open geest moet kijken alsof alles nieuw was, niet van ‘ah, dat ken ik al’, opletten dat de routine de geest niet verengt.
De richting van mijn oudere pogingen was juist, alleen moest ik nog eens op het juiste spoor teruggezet worden en even volhouden – regelmatig oefenen.
Is het doel nu bereikt? Gelukkig niet, want dan zou er geen vordering meer mogelijk zijn. Dan zou het pad saai worden. Of er niet meer zijn.
Maar als je mij vandaag vraagt uit het hart te antwoorden op de vraag wat meditatie eigenlijk is zal ik naar juiste woorden blijven zoeken. Het enig antwoord is – denk ik – de beoefening, met regelmaat. En de weg blijven volgen.
Het doel van de wandeling is te wandelen.
En het is de moeite waard.’
Was getekend Alain Dieryck. Wilt u ook uw ervaringen met het boeddhisme delen, mail ze dan naar redactieboeddhistischdagblad@upcmail.nl