De redactie van het Boeddhistisch Dagblad is geïnteresseerd in de ervaringen van mensen die het boeddhistisch pad volgen. De leer bestuderen en praktiseren. Al of niet op een kussen of in een sangha of in je eentje. Ben je zo’n iemand en wil je je ervaringen delen- hoe je het boeddhisme hebt ontdekt, wat het je opbracht en niet, je teleurstellingen en hoop, je verwachting, welke richting je volgt en waarom, of als je het boeddhisme weer hebt verlaten- stuur ons jouw ervaringen in een niet zo’n heel lange tekst toe om in de serie Boeddhistische doeners en denkers gepubliceerd te worden.
Tijdens de jaren 60 van de vorige eeuw, heb ik in Amsterdam tussen mijn 16de en mijn 20ste bij mijn grootmoeder gewoond. Ze was, zoals dat in mijn familiekring heette, een godvrezende vrouw. Als ik mij in haar ogen met wereldse zaken bezighield, bijvoorbeeld naar de bioscoop gaan , zei zij wel eens tegen mij: ‘Als je God verlaat, heb je smart op smart te vrezen.’ Haar overtuiging was dat als je de Heere Jezus als persoonlijke verlosser en zaligmaker aanvaardde je het eeuwige leven zou hebben. Ze geloofde daar rotsvast in. Zo huisvestte haar gezin tijdens de Tweede Wereldoorlog een scala aan Joodse onderduikers. De Bijbel, en vertrouwen in God, loodste haar door deze angstige tijden waarin zij het goede voor haar medemens deed.
Haar wijze van geloof heeft mij sterk beïnvloed. Aan de ene kant was haar God een dreigende personage, maar aan de andere kant een liefhebbende vader die bescherming en troost bood. Je moest daar wél onvoorwaardelijk in geloven. Zodoende verwierf je vanuit deze levenshouding een enkele reis naar de heerlijke eeuwigheid. Gaandeweg vertoonde het godsbeeld, dat zij mij voorhield, barsten. De oosterse wijsheid kwam op mijn levenspad. Op dit moment sta ik op dit pad stil bij het boeddhisme. Het is een bewegende stilstand op een kronkelig pad. Ik ben zeker nog niet uitgewandeld. Verwacht van mij dan ook geen verhaal met een plot, maar meer een beschrijvende terugblik op mijn levensreis. De filosoof Kierkegaard zei al: ‘Het leven kan alleen achterwaarts begrepen worden, maar het moet voorwaarts worden geleefd.’
Eind jaren 60, begin 70, stond in maatschappelijk opzicht zo’n beetje alles ter discussie: het vertrouwen in het autoritaire gezag, de dogmatiek van de kerk, morele en seksuele waarden. De christelijke dominantie brokkelde af en onze maatschappij seculariseerde. We werden in die tijd nieuwsgierig, ontvankelijk voor en experimenteerde met andere vormen van gedrag, wijsheden en inzicht. Ik herinner mij nog goed dat The Beatles de Maharishi Mahesh Yogi in India bezochten. Een aantal van mijn vrienden begon de leer van de Maharishi te volgen en Transcendente Meditatie (TM) te beoefenen. Zij meenden zelfs dat het via TM moest lukken om minstens één meter boven de grond te zweven. Toen ze ook nog gingen zitten hoppen, dat is vanuit een lotushouding springbewegingen maken, dacht ik dat ze hun verstand kwijt waren.
Eigenlijk waren er destijds niet zo heel veel spirituele activiteiten en er was nauwelijks literatuur te vinden betreffende oosterse religie en filosofie. Je had in Amsterdam vanaf 1967 de Kosmos: een spiritueel en New Age Centrum. Men organiseerde daar wel eens wat meditatieve activiteiten, maar het was allemaal prematuur. Althans dat herinner ik mij. Ik las een en ander van de psychoanalytische theorie van Carl Jung en raakte geboeid door zijn manier van denken. Jung liet mij de universele waarde zien van de dieperliggende spirituele symboliek die volgens hem in het collectieve onderbewuste gezeteld is. Van de psychoanalytische psychologie en de door Zen geïnspireerde Erich Fromm leerde ik dat je je niet aan God hoeft te onderwerpen, er bang voor hoeft te zijn. Integendeel. Je kan zelfs boos zijn op God, omdat hij de mensheid toch maar mooi laat tobben. Fromm ging uit van de idee God, maar is het misschien beter om uit te gaan van oude inzichten, van ver voor onze jaartelling, dat alle woorden en concepten voor het Godsbegrip tekort schieten? God stond boven God en boven alle mysteries.
In de jaren 70 genoot ik eveneens van de boeken van Herman Hesse. Hij beschreef in allerlei verhalen zoektochten van zwervers, kunstenaars en monniken die uiteindelijk hun bestemming vonden door zich te verzoenen met hun lot in het eeuwige ‘hier en nu’. Ook verwoordde hij dat God zowel het goede als het kwade vertegenwoordigt. In een van zijn boeken noemde hij deze God Abraxis. Een paradoxale werkelijkheid die boven zichzelf uitstijgt.
Je kunt eigenlijk niet zeggen wat God wel is, maar hooguit wat hij ‘niet niet’ is. Was de Boeddha tot die kern van de totale kosmische leegte doorgedrongen en ervoer hij dat als verlichting? Langzamerhand stelde een concreet Godsbeeld voor mij persoonlijk niet zo veel meer voor. Ik liet de God van mijn grootmoeder los. Had ik nu smart op smart te vrezen? Het was een gedachte die mij niet helemaal gerust stemde.
Bhagwan Shri Rajsnees (Oshio) kwam eind jaren 70 op mijn levenspad, alhoewel hij dat vast andersom gezegd zou hebben. Hij bracht een nieuwe spirituele beweging in onze westerse cultuur teweeg. Zijn visie bevatte een smeltkroes aan spirituele en religieuze ideeën, afkomstig uit het hindoeïsme, soefisme, zen, christendom, tantrayoga, taoïsme en ook het boeddhisme. Hij zag het denken als een overlevingsmechanisme dat steeds dezelfde patronen vertoont, omdat zij succesvol waren, maar op een gegeven moment niet meer voldoen. Het inspireerde mij behoorlijk. Wellicht omdat het rebels was, een en ander op de schop nam en verschillende stromingen verbond. De volgelingen van Bhagwan werden sanyassins genoemd. Zij kregen een andere naam, als teken dat zij een nieuwe identiteit hadden aangenomen, en kleedden zich in oranje gewaden. Allen droegen een halsketting met een foto van de Bhagwan. Voordat zij zich in de publieke ruimte manifesteerden en een politieke massa gingen vormen, haakte ik af. De bijna sektarische beweging ontaarde in een spirituele en therapeutische grabbelton gekoppeld aan kapitalistisch modernisme. Mijn inmiddels overleden grootmoeder had op bijbelse gronden in die beweging ongetwijfeld de komst van de antichrist gezien. Ik denk dat ik haar gelijk had gegeven, want het gaf onze samenleving een extra zetje in de richting van verdere secularisering.
Tijdens die periode werkte ik als sociotherapeut in een psychotherapeutische gemeenschap en kwam daar in aanraking met katholieke priesters die in grote getale waren uitgetreden, maar in het psychiatrisch ziekenhuis aan hun roeping verwante zielzorgende activiteiten konden uitvoeren. Zij hadden van twee dingen heel veel verstand: rode wijn en filosofie. Vaak lazen elkaar voor uit de werken van onder andere Hegel, Sartre, Nietzsche en Decartes en vele anderen. Sartre vond dat ieder mens was veroordeeld tot absolute vrijheid. Je wordt al het ware in het bestaan geworpen. Of je wilt of niet, je zult er iets van moeten zien te maken. Nietzsche verklaarde God dood. Hij betoogde dat de mens zichzelf opnieuw moest zien te scheppen, met een nieuwe moraal en ethiek los van het christendom. Decartes vond dat je niets zomaar moest aannemen, maar aan alles moest twijfelen. Hij twijfelde zelfs aan zijn eigen bestaan en dacht daarover na. Zij conclusie luidde: ‘Ik denk dus ik besta.’ Zo beredeneerd lag het Zijn in het denken besloten. Met zijn rationalistische filosofie creëerde hij een scheiding tussen lichaam en geest want dat je denkt wil nog niet zeggen dat je een lichaam hebt. In de jaren daarna hield ik mij vooral met denken bezig omdat dit tot bewustzijn zou leiden. Het spirituele pad doofde langzamerhand uit en ik verdiepte mij als hulpverlener in allerlei vormen van systeemtheorie en systeemtherapie en zag dit als ingang tot kennis en de kunst van het zijn.
Een aantal jaren geleden brak bij mij een existentiële crisis uit. Mijn denken was uit de hand gelopen en was ontaard in piekeren. Op een of andere manier zette mijn lijden aan tot een nieuwe spirituele zoektocht. Een dierbare vriend van mij leeft vanuit boeddhistische beginselen, kookt in een tempel soms voor gasten en vertrekt zo af en toe voor retraite naar een boeddhistisch klooster in Engeland. Geregeld ging ik bij hem logeren. We spraken diepgaand over mijn levensvragen waarbij hij mij feedback gaf vanuit zijn boeddhistische leefstijl. Mede daardoor verdiepte ik mij verder in het boeddhisme en mindfulness. Toen ik onder de noemer mindfulness naar oefeningen zocht herkende ik vanuit mijn therapeutisch scholing allerlei vormen van relaxatieoefeningen zoals: geleide fantasieën, zelfhypnose, positief denken, affirmaties en ga zo maar door. De ene applicatie beloofde nog meer ontspanning en geluk dan de andere. Het deed mij terugdenken aan tijd van de Bhagwan, want het is een smeltkroes aan (commerciële) oefeningen die als methode op zich niet slecht zijn, maar weinig houvast bieden en bij elkaar genomen een methodisch rommeltje zijn.
Uiteindelijk vond ik op YouTube de lezingen van Jon Kabat-Zinn. Hij raakte bij mij een gevoelige snaar. Zijn onderbouwing en het spirituele pad dat hij benadrukte kon ik onderschrijven. Ik keek tezelfdertijd naar de presentaties van de Tibetaanse monnik Gelong Thubten. Ook zijn uitleg over het Tibetaanse boeddhisme en meditatie sprak mij aan. Toch was er iets dat knaagde als hij voor logo’s van zeer grote mondiale ondernemingen uitlegt dat meditatie je productie kan verhogen. Is dit een nieuwe vorm van spiritualiteit die gekoppeld is aan kapitalistisch modernisme waarbij meditatie wordt gepresenteerd als middel om het productieproces van de firma Ik-BV te kunnen verhogen?
Uiteindelijk nam ik het besluit mij op vipassanameditatie te richten. Ik kocht een meditatiekussen, een warme deken en een flesje met esoterische olie. Ik ging dagelijks zitten en concentreerde mij op mijn ademhaling. Ontspanning zou mij ten deel vallen. De instructie leek eenvoudig, maar de praktijk was razend moeilijk. Mijn gedachten bleken opdringerige monsters die mij besprongen, mijn gevoelens kwamen in de vorm van angstige en verdrietige borelingen naar de oppervlakte. In mijn lijf groeide de spanning. Als het mij te veel werd, bad ik na het mediteren het ‘Onze lieve vader’. Niet één keer, maar onophoudelijk. Ik realiseerde mij dat ik me richtte tot Hem die Alles en Niets vertegenwoordigt. Ik zag in mijn gedachten mijn grootmoeder, die zei: ‘Als je hem verlaat, heb je smart op smart te vrezen.’ Zweetdruppels liepen van mijn voorhoofd. Ik verwachte ontspanning, maar oogstte het tegendeel. Na drie kwart jaar dagelijks 2x een half uur mediteren haakte ik teleurgesteld en moedeloos af.
Toen gebeurde er iets vreemds. Ik bemerkte dat ik het mediteren ongemerkt in mijn dagelijks leven toe was gaan passen. Als het denken mij te veel werd, keerde ik vanzelf terug naar mijn ademhaling en liet mijn gedachten alleen en trad mijn gevoelens en fysieke pijn aanvaardend tegemoet. Ik pakte de draad van het mediteren weer op en leerde inzien dat ik mijn smart niet hoefde te vrezen, want de angst voor het vrezen, veroorzaakt op zich al smart. Een zenmeester zou eens gezegd hebben: ‘‘Instead of suffering we suffer about suffering, and suffer about suffering about suffering.’ Smart is iets dat op zichzelf staat. Dat is al meer dan genoeg. Smart maakt substantieel onderdeel uit van ons bestaan. Als je dat weet hoef je er ook niet voor terug te deinzen: Smart komt en gaat. Ik grijp terug naar mijn oude boeken en herlees ze opnieuw. Carl Jung zegt: ‘Iemand confronteren met zijn schaduw, betekent hem zijn eigen licht tonen.’ Ik draai mijn oude platen en Leonard Cohen zingt: There is a crack in everyhting thats how the lights came in.’ Fromm benadrukt: ‘Heb uwe naaste lief, gelijk uzelf.’ Daarbij benadrukte hij dat zonder gezonde liefde voor jezelf het niet mogelijk is de ander lief te hebben. Maar hoe doe je dat: van jezelf houden?
De barsten in het geloof, zoals mijn grootmoeder dat voorhield, lieten een nieuw soort licht naar binnen vallen. Ik zie meditatie nu als een pad voor geestelijke ontwikkeling. Je kunt geen boeddhist worden, maar er hooguit naar handelen. Van moment tot moment zonder –isme. Een weg naar vrij zijn waarbij ik mijn eigen gedachten kan laten voor wat ze zijn. Het Zijn is dus niet in het denken besloten, maar het Zijn kan het denken waarnemen. Ook kan het Zijn de wisselwerking beschouwen tussen gedachten en lichamelijke reacties en andersom. Ik ging mij realiseren dat ik mijn lichaamssignalen verwaarloosd had, terwijl in mijn lichaam de hele kosmos tezamen komt, de totale evolutionaire geschiedenis besloten ligt, maar ook het transcendente tot uitdrukking komt. Van mijzelf houden betekent dat ik de pijn en de spanning aanvaard en niet langer wegdruk als iets wat niet bij mij hoort. Het betekende wel dat ik door een diep dal heen moest.
Via YouTube kwam ik in aanraking met Edel Maex (psychiater / zenboeddhist). Zijn geleide meditaties helpen mij een heel eind op weg. Een weg naar concentratie en innerlijke rust. Een waarop ik leer mijn geest te zuiveren van zorgen, passiviteit en veroordelingen en sla de weg in van mild zijn voor mijzelf en anderen. Nu zie ik ook een duidelijk verband met de vrije associatie in de psychoanalyse, waarbij je inzicht krijgt in gedachten, gevoelens en ervaringen. Alleen leer je ze nu zelf onder ogen te zien. Het onbewuste wordt bewust, zonder dat het met je aan de haal hoeft te gaan. Zonder dat het geduid hoeft te worden vanuit de logos. Mijn ware aard wordt zichtbaarder van de scheppende krachten tot in het diepst van mijn duistere kanten. Ik kan het laten zijn, zonder er iets mee te hoeven doen. Dat schept vrijheid en sowieso een zekere mate van verlichting. Nu zie ik in dat een leraar niet iemand is die je de weg kan wijzen, maar je hooguit kan helpen om je eigen weg te vinden. Hij nodigt je uit; zonder opgeheven vinger.
In mijn fantasie zie ik mijn grootmoeder. Ze zit in haar sleetse leunstoel en haar krantenbak met religieuze geschriften staat naast haar. Haar gezicht staat bezorgd en zij vraagt hoe mijn verhouding met God is. Ik leg haar uit dat haar God voor haar tastbaar is, maar voor mij een niet te bevatten bovenmenselijke dimensie vertegenwoordigt. Hij is een immense kracht in zichzelf en door zichzelf. Ik verlaat daarmee een godsbeeld in een gepersonifieerde vorm, een beeld waar van alles en nog wat aan toegeschreven wordt. Ik leg haar respectvol uit dat haar God goed voor haar is en dat ik die niet hoef te verlaten. ‘Het is uw God, hij helpt en geleidt u’, maar voor mij laat God zich niet kennen. Ik kan hooguit in mijzelf een weg zien te vinden die leidt naar innerlijke vrede in mijzelf en met mijzelf, door in meditatieve houding niets te doen. Hooguit te aanschouwen. Jezus zei: ‘Het koninkrijk Gods is in U’ en Boeddha wees een praktische weg. En dat betekent dat smart onderdeel van het leven is en dat je dit kunt doorleven. ‘Ben je dan boeddhist geworden?’, vraagt ze aan mij. ‘Ik denk van niet.”, antwoordde ik. ‘Ik aanvaard dus ik ben.’