“En…ga je vandaag je hoofd scheren?” vroeg Marloes me die ochtend, net voor het ontbijt.
“Hoezo?” vroeg ik.
“Nou, vandaag is het teihatsu…”
“Ah…?!?”
“Headshaving” verduidelijkte ze, “als je wilt kun je vandaag je hoofd scheren!”
Traditioneel is het in een zenklooster iedere dag die op een ‘4’ of een ‘9’eindigt teihatsu: de dag waarop de monniken hun hoofd scheren. En aangezien het vandaag de vierde was, moest ik beslissen of ik mijn blonde
lokken zou houden of niet. Dat lijkt een grote keuze, maar was het – voor mij althans – niet. Eigenlijk had ik thuis al besloten dat mijn haar eraf zou gaan: helemaal naar Japan komen om alles los willen laten… behalve mijn haar?! Dat zou niet echt overtuigend zijn.
Dat ik boven op mijn hoofd al behoorlijk kaal begon te worden, zodat een kale kop mij op termijn toch niet bespaard zou worden, was misschien wel het laatste zetje dat ik nodig had. Dus toen Kosho – met de tondeuse al in zijn hand – vroeg wat ik van een kleine kapbeurt dacht, zei ik meteen ja. En niet veel later vlogen de haarvlokken me letterlijk rond de oren. Na een paar minuten zei Kosho: ‘Zo, nu kun je het verder zelf wel afmaken.’ De tondeuse had het meeste haar natuurlijk wel weggeschoren, maar om het laatste beetje ook weg te halen was een scheermes nodig. De eerste keer valt dat nog niet mee: je eigen hoofd scheren. Ik had dan ook al vrij snel het mes in mijn hoofdhuid geparkeerd. En ook al was het maar een piepklein sneetje, toch drupte er meteen een dikke straal donkerrood bloed over mijn voorhoofd naar beneden. ‘Niks aan de hand,’ zei Kosho, ‘gewoon even een tissue tegenaan houden…’
Het is in Sogenji overigens niet verplicht om je hoofd te scheren. Alleen voor unsui (monniken) is het verplicht. Maar het is wel bijzonder praktisch: je hebt geen shampoo of kammetje nodig; in de zomer is het lekker koel, terwijl het in de winter – ook al is het koud – het beter is dan met een kop vol nat haar in de zendo te zitten. En eigenlijk is het best gezellig om eens in de week met z’n allen je hoofd te scheren.
Het duurde trouwens wel even voordat ik eraan gewend was. De eerste twee maanden had ik nog geregeld dat ik ’s ochtends vroeg in de zendo zat en dat opeens de gedachte ‘shit, ik heb m’n haar niet gekamd vanochtend!’ door mijn hoofd schoot. Om me vervolgens te realiseren dat ik helemaal geen haar meer had… En ook het gevoel van regendruppels op je kale kop is iets wat niet snel went. Vroeger voelde ik die alleen als er een druppel precies op mijn kalende plek belandde; een pijnlijke herinnering aan het feit dat ik kaal aan het worden was. Die associatie heb ik nog lang gehad.
Weer terug in Nederland hou ik het kort. Maar helemaal kaal gaat veel mensen toch net iets te ver. Hier roepen kale hoofden vaak toch andere beelden op dan in Japan…
In 2012 en 2013 plaatste het Boeddhistisch Dagblad elke veertien dagen het relaas over de belevenissen in een Japans klooster van Bertjan Oosterbeek. Hij bracht daar een jaar door. Wij plaatsen nu opnieuw de hele lezenswaardige serie, echter in een hogere frequentie.
De verhalen ‘Sogenji desu – verhalen uit een Japans zenklooster’ zijn gebundeld en verkrijgbaar als boek en e-book.
(c) 2012 Bertjan Oosterbeek