Zoals jullie weten is mijn schoonmoeder overleden aan corona. En omdat de familie weet dat ik met spiritualiteit bezig ben, kreeg ik de vraag om de uitvaart te leiden en daar ook het christelijk element in de brengen. Want Marleen, zo heette ze, was een katholieke dame van de oude stempel, maar tevens blijmoedig en ook vrijmoedig. Ze was ook echt iemand van: leven en laten leven. Dol op fietsen in de natuur en bij elke paardenbloem werd ze wild enthousiast. En meteen sprongen de verhalen van de evangelisten Mattheus en Lukas in mijn hoofd. ‘Zie toch de leliën des velds!’ Ironisch genoeg: de Griekse term κρινα του αγρου is zeker niet alleen van toepassing op de witte lelies maar ook op alle ‘corona-bloemen’ die tussen het gras ten zuiden van de heuvels van Galilea verschijnen, zoals de Gekroonde Ganzebloem (Chrysanthemum coronarium L.), de Anemoon (Anemone coronaria). En verder de Grote Klaproos en de Perzische boterbloem. Eigenlijk gaat het om veldbloemen.
Jezus wijst en zegt: ‘Kijk hoe al die wilde bloemen groeien in het veld. Ze werken niet en weven niet. Toch zijn ze mooier dan koning Salomo in al zijn luister.’ Je kunt het lezen in Matteus 6 en Lukas 12. Prachtige teksten die zelfs de goedkeuring kregen van zenmeesters. Kijk maar in dat boekje van Paul Reps, Zen Flesh Zen Bones (Zen zin Zen onzin).
Het is een oproep om vertrouwen te hebben en om je leven in handen te stellen van God. En dat was nou precies wat Marleen van nature deed. Tot het laatste toe. Niet zozeer omdat ze tot haar laatste dagen zo hield van al dat magnifieke dat de natuur voortbrengt, maar omdat ze een puur hart had en zich als geen ander zonder klagen overgaf aan haar leven zoals het is. En het verhaal over de bloemen biedt nog een ander perspectief. Het gaat namelijk over zien. Kun je niet alleen de schoonheid van een bloem zien, maar kun je ook zien wat die met dat vertrouwen te maken heeft. De apocriefe Thomas zegt: Het Koninkrijk Gods is in U en is in uw zien. En de zesde zenpatriarch Huineng zegt zeven eeuwen later: De betekenis van het leven is om te zien.
Wat nà de dood gebeurt met de entiteit die we tijdens dit leven waren – we weten het niet. Maar we kunnen er wel iets over denken, voelen. En wat daarin aansluit bij mijn eigen beleving, staat in een gedicht dat Ellen en ik in 2008 aantroffen op een Engels Kerkhof in Ooty (India). Het heeft ons diep geraakt en ik wil het graag ter nagedachtenis van Marleen weergeven in mijn eigen vertaling:
Do not stand at my grave and weep; I am not there. I do not sleep. I am a thousand winds that blow. I am the diamond glints on snow. I am the sunlight on ripened grain. I am the gentle autumn rain. When you awaken in the morning’s hush I am the swift uplifting rush Of quiet birds in circled flight. I am the soft stars that shine at night. Do not stand at my grave and cry; I am not there. I did not die. Mary Elizabeth Frye (1932) |
Sta niet aan mijn graf te wenen; Ik slaap er niet, het zijn maar stenen. Ik ben het waaien van de vele winden. Ik ben als schitterlicht op sneeuw te vinden. Ik ben de julizon op rijpend koren. En als je opstaat in het ochtendgloren Ben ik dat buitje milde herfstregen. Ik ben het snel opwaarts bewegen Van stille vogels in hun cirkelvlucht Ik ben de verre sterren aan de lucht. Huil geenszins bij mijn graf, wat je er ziet- Dat is niet mij, ik stierf ook niet |
Elk mens laat een onuitwisbare signatuur achter in dit universum. Wie bestaat, verhoudt zich immers elk moment tot wat hem of haar omringt: de ander en het andere. Op die manier beïnvloed je – met alles wat je doet en laat- de loop der dingen. Daar heb je als het ware de hand in. De handtekening van je leven is blijvend en onuitwisbaar en leeft voort in al het bestaande. Geen pen ter wereld kan die doorstrepen. Marleens kosmische handtekening zal stellig ferm blijven voortleven.
Bernadette zegt
Prachtig gedicht! Bedankt voor het delen!