Wat is zen?
Welk antwoord wilt u hebben?
Een historisch antwoord, een inhoudelijk antwoord, een religieus antwoord, of een antwoord in de zin wat heb ik er aan.
Historisch gezien begint zen met
Eens, lang geleden, toen Boeddha op de Gierenberg een leerrede zou houden hield Boeddha een bloem omhoog, draaide deze tussen zijn vingers en liet hem aan de toehoorders zien. Iedereen zweeg. Alleen zijn leerling Kashyapa glimlachte. Boeddha sprak: ‘Ik kijk alleen met mijn oog en zie de ware dharma, de wonderbaarlijke niet gebonden geest ziet de ware vorm van niet-vorm, deze dharmapoort is niet afhankelijk van woorden of letters maar wordt op bijzondere wijze op iedereen overgedragen. Thans vertrouw ik het toe aan Mahakasyapa.
Dit zou ongeveer 2500 jaar geleden gebeurd zijn en klinkt als een sprookje, maar in sprookjes zit veel waarheid verborgen en wie ze geschreven heeft doet niet zoveel ter zake. Natuurlijk, als (historisch) onderzoek je inzicht in de tekst vergroot dan is dat mooi. Maar als je door het onderzoek de tekst verliest en verzand in analyseren is dat minder mooi. En discussiëren over wat er met een tekst bedoeld word betekent dat je geen inzicht in de tekst hebt. Waarom zou je discussiëren als je snapt wat er staat?
Ongeveer duizend jaar nadat Boeddha zijn bloem omhoog hield reist de monnik ‘Bodhidharma’ vanuit Centraal-Azië. naar China.
In 520 word hij uitgenodigd aan het hof van keizer Wu Ti. Die vertelt Bodhidharma over zijn support aan het boeddhisme, en vraagt hem welke verdiensten (in een volgend leven) hem dit zou opleveren. “Geen verdienste” was het antwoord. Daarop wilde de keizer weten wat dan de heilige waarheid van het boeddhisme was. “Grote leegte, niets heiligs aan”. Ten slotte vraagt de keizer wie er dan voor hem staat. “Geen idee”, antwoorde Bodhidharma, en vertrok.
In deze korte dialoog wordt de essentie van zen verwoord. Geen goede daden, maar inzicht leid tot verlossing. De essentie van het bestaan is, leegte, door het ontbreken van een onveranderlijke kern. Daarom kunnen we in essentie niet weten wie we zijn, door het ontbreken van een vaste realiteit zijn we overgeleverd aan een groot “niet-weten”.
Waarom een leer beoefenen die ons alle grond onder de voeten wegslaat?
Dat is nogal simpel omdat wij menen ‘te weten’, wat bij nader inzien onvolkomen is. Daarom zoeken we verder naar antwoorden en oplossingen. Weten staat hoger op het lijstje dan inzicht, ‘het weten’, waar we achteraan hollen, als je dat lang genoeg doet ‘zie je in’ dat daar geen antwoord in te vinden is. Elk antwoord is uiteindelijk onbevredigend dus we beginnen een nieuwe zoektocht. Deze zoektocht noemen we wetenschap en wetenschap komt op zijn beurt weer voort uit inzicht, wat in het verleden alleen in kloosters kon worden beoefend. In kloosters was tijd voor contemplatie van waaruit het inzicht in een ondeelbare wereld ontstond. Men zag in dat een persoonlijke bevrijding onmogelijk was omdat het lijden van anderen verbonden was met elk levend wezen. Van hieruit ontstond de roeping om constant de wereld te onderzoeken om lijden tot een minimum te beperken, omdat bevrijding ( van pijn, verlossing, enz.) samenhangt met de bevrijding van elk levend wezen. Religieuzen voelden zich geroepen om de pijn van anderen te verlichten zonder zich om goed of slecht te bekommeren, maar zonder aanzien des persoons hun hart te volgen.
Goede daden brengen geen verlossing, redden de wereld niet en redden jou niet. Goed en slecht zijn slechts de verdeelde illusies van het hoofd en niet van het hart, het hart kent alleen ‘houden van’
Maar wat is dan inzicht?
Dat is alles zien, voelen, horen, proeven en ruiken, kortom ervaren voor wat het is, niet weten wat het is maar ervaren wat het is. De schreeuw van pijn van iemand die een ongeluk krijgt, de uitroep van geluk van iemand die de loterij wint. Wat ervaar je als iemand kermend onder een auto ligt, dringt het door tot op het bot? Wil je helpen?, maar je kunt niets doen, je weet niet hoe? Je besluit je hart te volgen- er moet hulp geboden worden en volgt je een roep die sterker is dan je eigen welzijn. Je gaat medicijnen studeren aan de universiteit van Leiden, dat ontstond in het voormalig Witte Nonnen klooster. Je gaat wetenschap beoefenen en je groeit en je ontwikkelt tot arts. Vanuit een ontmoeting met pijn is een roeping ontstaan om leed te bestrijden, en de inzichten tijdens je studie en praktijk zijn legio. Maar leed en pijn blijven ontmoetingen op je pad en blijken onuitroeibaar. Maar voor jou is het zingeving aan een zinloos leven.
Nu zou de vraag kunnen rijzen: wie help ik? Mijn patiënten of mijzelf, je bent dankzij je patiënten zinvol bezig, je groeit en ontwikkelt jezelf tot een stabiele arts in een wereld vol leed en pijn. Hoe is het met je eerste pijn? De pijn die je ervaarde bij dat auto ongeluk, het feit waardoor je medicijnen bent gaan studeren, snap je die pijn, heeft je studie die pijn opgelost? Je bent constant met patiënten bezig, sommigen geef je uitstel van executie en sommigen moet je uit handen geven aan Hades.
Spreekt ‘het zelf’ tot je in het bovenstaande?
Als je zegt: ik heb geen idee, dan praat je Bodhidharma na.
Als je het gaat beredeneren dan zoekt je persoonlijkheid naar een zelf en als je zwijgt ben je verloren.
Hulp aan de ander berust op je eigen bevrijding, het brengt inzicht dat je niet gebonden bent. Maar maak niet de vergissing dat je vrij bent om te doen en laten wat je wilt- dat is het gedrag van een dief. Je kunt beter houden van wat je doet, niet omdat je er rijk van wordt, aanzien of eer mee verwerft. Het enige wat het oplevert is inzicht, inzicht dat rijkdom, eer en aanzien fantomen van je gehechtheid aan deze illusies zijn. Wat is pijn, de pijn van iemand die gebroken onder een auto ligt? Vraag het niet aan mij, vertel het me en in respect buig ik voor de reflectie van je boeddhanatuur.
Z. Sterveling.
robq zegt
Mooi en glimlachopwekkend schrijven.
Dank u.