Opvallend: nu Corona religieuze activiteiten beperkt, krijgt de sociale kant van het samenzijn ineens veel aandacht. Er is bijvoorbeeld gesteggel over het maximumaantal bezoekers en over godsdienstvrijheid. Maar wat vooral opvalt, is dat gelovigen zeggen de ontmoeting te missen. Op het droge ontdekt de vis het belang van water.
Die nadruk op samenzijn en verbinding valt op. Het standaardverhaal bij een religieuze bijeenkomst is dat het om de eigen geloofsinhoud gaat. Daaruit blijkt de specifieke identiteit. Die wordt in de samenkomst gevoed en onderhouden. Maar dat het om een groepsgebeuren gaat, krijgt normaal gesproken nauwelijks aandacht.
Ruim een eeuw geleden kwam een Franse socioloog, Émile Durkheim, met een theorie over religie die juist de sociale kant benadrukt en niet de geloofsinhoud. Durkheim vroeg zich namelijk af hoe het toch mogelijk was dat religie bleef bestaan terwijl de samenleving moderniseerde. Hoe konden mensen niet doorhebben dat het wetenschappelijke wereldbeeld het religieuze had vervangen? Deed die inhoud er misschien minder toe en zorgde iets anders voor dat hardnekkige voortbestaan?
Durkheims antwoord had de omvang van een dik boek. Zonder alle voorbehouden en nuances kan zijn uitleg zo worden samengevat: het echte object van de religie is niet een of andere godheid, maar de groep. Niet de godheid is heilig, maar de samenkomst. Het ritueel viert de verbinding tussen mensen. Daarom overleeft religie.
Durkheim voerde aan dat groep en God drie essentiële kenmerken delen. De groep bestaat net als God buiten en boven de mensen. Beide waren er altijd al en zullen er altijd zijn. Allebei delen ze straf en beloning uit. Gezien deze overeenkomsten is God volgens Durkheim slechts een metafoor voor de groep.
Zou Durkheim nu nog leven en geïnterviewd worden over het lot van de godsdienstoefeningen in de Corona-crisis, dan zou hij vermoedelijk glimlachend zijn gelijk halen. Als bezoekers van religieuze bijeenkomsten nu de sociale dimensie missen, dan is dat omdat ze het ware object van hun religieuze beleving missen.
Oeps, dat kan hard aankomen bij de doorsnee gelovige. Aan het andere uiteinde van het spectrum zullen atheïsten instemmend knikken en Durkheim groot gelijk geven.
Het belang van Durkheims theorie is dat hij laat zien hoe gewichtig het sociale aspect is voor religie. Corona maakt dat inderdaad zichtbaar, en niet alleen in Staphorst. Maar ik denk dat het slechts het halve verhaal is. Mensen missen de ontmoeting, maar ik vermoed dat ze misschien nog meer het eigen vertrouwde spel van continue zingeving missen dat in een samenkomst gespeeld wordt.
Durkheims theorie zegt iets over wat godsdiensten gemeenschappelijk hebben, namelijk een sociaal kader, maar niets over hun verscheidenheid. Waarom elke religie een geheel eigen identiteit heeft, wordt niet duidelijk.
Waarom is er zoveel verscheidenheid, ondanks een gemeenschappelijk sociaal vertrekpunt? Omdat mensen doldrieste betekenisgevers zijn. Mensen speelden en spelen overal uitbundig met mogelijke betekenissen betreffende het heilige. Zelfs dat gemeenschappelijke sociale aspect wordt steeds anders ingevuld. Bij alle verscheidenheid is het sociale kader zeker niet onbelangrijk, maar Durkheim zette dat net iets te dik aan.
Gelovigen beleven samen iets op het vlak van de diepste en persoonlijkste ervaringen. Zeker in crisistijd. Ze doen dat als gelijkgestemden in een groep waar ze zich thuis voelen, maar ook als authentiek individu, dat anders zin beleeft dan die andere gelovige. Er speelt dus iets meer dan alleen sociale verbinding.
Zelfs mensen die allang afscheid hebben genomen van de kerk laten dat zien. Kerkverlating betekent niet het einde van de geloofsbeleving. Die overleeft gemakkelijk zonder sociaal verband.
Het wetenschappelijke wereldbeeld, waar Durkheim zoveel overtuigingskracht aan toeschreef, lijkt per saldo onvoldoende om de diepere levensvragen te beantwoorden. Religie biedt dan vergelijkenderwijs iets meer inhoud, naast de groepsbeleving.
Mag het iets meer zijn?