Vandaag deel vijftien in de serie Tweespraak. De auteurs -psychotherapeut Rob van Boven en psycholoog Luuk Mur, praten over verschillen en overeenkomsten tussen psychotherapie en Dzogchen. De lezer wordt van harte uitgenodigd om mee te praten.
In de voorgaande tweespraken hebben we ons vooral bezig gehouden met theorie. Spiritueel wakker worden en inzicht gevende psychotherapie zijn echter gericht op ervaren. In de komende tweespraken willen we daarom meer gebruik gaan maken van oefeningen, experimenten en meditaties.
Rob: Een belangrijk onderdeel van mijn benadering is het werken met geloofsvergissingen. Als iemand aan de therapie begint, ervaart de persoon vaak klachten zoals angsten, somberheid of zich ongelukkig voelen. Samen met de cliënt ga ik op zoek naar de achtergrond hiervan. Geloofsvergissingen spelen een belangrijke rol bij de ervaren klachten, hoewel de cliënt zich daar lang niet altijd van bewust is.
Zoals bij een jonge vrouw die sinds haar middelbare school periode last had van paniekaanvallen en somberheid. Ze vertelde dat ze een nakomeling was in het gezin en dat haar ouders niet meer op een kind hadden gerekend. Ze kreeg gedurende haar jeugd vaak het idee ongewenst te zijn en het is niet ingewikkeld te zien dat dit tot een geloof van ongewenstheid kan leiden. In haar actuele situatie uitte zich dit door somberheid, angst en schuldgevoel.
Minder makkelijk te doorzien is de situatie van iemand die probeert zoveel mogelijk haar leven te plannen en controleren. Deze cliënt reageerde heel vermijdend op pijnlijke gevoelens zoals angst, alsof het ervaren van angst en onzekerheid zelf het probleem zou zijn. Het leven is een aaneenschakelingen van onzekerheden, waardoor een dergelijke geloofsvergissing je erg kan beperken in je mogelijkheden.
De pijn die voortvloeit uit geloofsvergissingen, wordt vaak onbewust gekoppeld aan actuele gebeurtenissen. Iemand met de geloofsvergissing gelooft dat ze weinig waard is, kan haar woede uiten naar haar partner omdat ze het idee heeft dat hij haar onvoldoende waardeert.
Oefening in het opsporen van een geloofsvergissing: geef bij onderstaande situaties aan of het een gevoel is of een geloofsvergissing.
- Je minderwaardig voelen na het mislopen van een promotie.
- Verdrietig voelen na het overlijden van een geliefde.
- Dolblij zijn omdat je een promotie krijgt
- Je opstandig voelen als je partner kritiek op je heeft.
- Gefrustreerd voelen omdat je bang bent dat iets mislukt.
- Jaloers zijn omdat je vriend een dure auto koopt.
- Boos zijn omdat je als kind veel geplaagd werd.
- Je meestal somber voelen als je wakker wordt.
- Paniekerig zijn in een lift.
Toelichting:
Je minderwaardig voelen is geen gevoel maar een geloof. Iemand gelooft zich minderwaardig en zal naar aanleiding daarvan zich minder happy voelen.
Verdrietig voelen naar aanleiding van het overlijden van een geliefde lijkt mij een adequaat gevoel. Verlies van een dierbaar iemand doet gewoon pijn. Maar er kan daarnaast ook sprake zijn van een geloofsvergissing, namelijk dat iemand zou kunnen geloven nooit meer deze intensiteit van liefde te kunnen ervaren. Dit zal de ervaren pijn versterken.
Het blij zijn kan mede te maken hebben met het geloof niet goed genoeg te zijn en een promotie kan dan tijdelijk als bewijs dienen wel te voldoen.
De opstandigheid kan deels te maken hebben met een geloof dat als je fouten maakt dat er niet van je gehouden kan worden.
De frustratie kan te maken hebben met een geloof dat als ik fouten maak ik afgewezen wordt, of met een geloof dat als ik iets fout doe ik fout ben.
De jaloersheid kan te maken hebben met het geloof dat alleen als ik er alleen toe doe als ik de beste ben.
Boos zijn als je kind geplaagd wordt, lijkt mij weer uiterst adequaat. De boosheid komt voort uit liefde voor je kwetsbare kind en zet aan tot bescherming.
Meestal somber zijn als je wakker wordt, kon wel eens te maken hebben met een oud geloof dat het leven niet boeiend is, of het leven zich kenmerkt door moeten. Het Kwetsbare deel wordt meestal het eerst wakker met zijn of haar bekende levenservaringen. Gaandeweg de dag kan iemand zich dan beter voelen. De volwassene wordt dan meer wakker vanwege hier en nu activiteiten.
Paniek in de lift is niet zelden een gevolg van een geloof geen angst te moeten voelen, omdat dit gevaarlijk zou zijn. Als je wel weg zou kunnen van de situatie, kan je weglopen van de angst. In een lift, vliegtuig of trein kan je niet direct weg.
Luuk: Je bent niet je lichaam, je bent niet je emoties, je bent niet je geloof, je bent niet de groep waar je bij hoort, je bent niet je bezittingen.
Wat zijn we dan wel? We zijn degene die dit allemaal ervaart, we zijn het observerende zelf.
Je bent ook niet je gedachten. Als je stopt met denken, dan ben jij er nog steeds. De meeste gedachten die we hebben dringen zich op.
Waarschijnlijk is een groot deel van deze zich opdringende gedachten afkomstig van onze overlever. De overlever neemt het verleden als uitgangspunt, met als bedoeling problemen in de toekomst te voorkomen. De overlever leeft niet in het NU, maar in je hoofd. Dit in tegenstelling tot je natuurlijke kind, die leeft in het NU, dat zou je onze fabrieksinstelling kunnen noemen. De overlever vindt deze zijns-modus te gevaarlijk en drukt het natuurlijke, kwetsbare kind naar de achtergrond. Onze overlever ontwikkelde programma’s waarmee het veiligheid probeerde te creëren. Hij deelt bijvoorbeeld alles wat je meemaakt in goed en slecht in, ook gevoelens worden zo ingedeeld. Frustratie, verdriet, schaamte, jaloezie worden negatief genoemd en mogen er niet zijn. De overlever is geobsedeerd door dingen die in het verleden niet goed liepen en probeert overal controle over te hebben. Het overlevingsprogramma blijft ook als we volwassen zijn. Het gaat functioneren als een geloof, dat ook de volwassene gaat domineren. Het is een belangrijke oorzaak van ons lijden, volgens het principe: wie wegloopt voor angst, wordt er door achtervolgt.
Nu volgen twee oefeningen:
Meditatieoefening:
Ga in meditatiehouding zitten (rechte rug, zonder steun, hoofd omhoog ). Kijk naar de oogleden van je gesloten ogen. Blijf daar steeds naar kijken. Waarschijnlijk gaan er nu gedachten langskomen. Doe dit 20 minuten per dag.
Doel: je kan je zo bewuster worden van je observerende zelf en dat je je gedachten niet bent.
Het observerende zelf is geen ding, heeft geen grenzen, het vergelijkt en beoordeelt niet. Het observerende zelf leeft in het NU. Het was er al toen je geboren werd en is onveranderlijk je hele leven aanwezig.
Oefening:
Vraag 2 keer tien minuten per dag aan je overlever wat hij er van vindt. Heeft hij zorgen, zijn er misschien punten waar hij je op wil wijzen, ziet hij gevaren. Geef je overlever de kans zijn zegje te doen en realiseer zijn terechte behoeftes. Vervolgens is het niet nodig dat je de hele dag naar hem blijft luisteren, je hebt namelijk vaste dagelijkse tijden met hem afgesproken. De rest van de dag is je volwassene de baas. Hij zal daarbij rekening houden met het natuurlijke kind en de overlever.
Doelen: het natuurlijke kind, de overlever en de volwassene van elkaar leren onderscheiden en de volwassene neemt de plaats in van leider van het interne gezin.
Rob: Voor wie nog een oefening wil: maak een fotocollage van de volwassen -ik-, met de overlever en het kwetsbare kind aan weerszijde van de volwassene. Hang deze op waar je het regelmatig tegenkomt. Zo leer je bijna ongemerkt te differentiëren tussen de leden van het interne gezin.
Piet Nusteleijn zegt
Vanmorgen werd ik blij met het BD; ‘hé, een nieuwe Tweespraak, de vijftiende al weer’.
De waardevolle tekst gelezen.
Later op deze ochtend las ik ‘Ik ben’, het boek van Jean Klein en las als het ware opnieuw de Tweespraak, met gebruik van dezelfde en andere woorden in een andere jas. Ik wil de tekst van p.66 graag doorgeven als reactie en bijdrage:
“Koester niet de ideeën die je om je heen hebt opgebouwd noch het beeld dat mensen van je hebben. Wees noch iemand noch iets, blijf vrij van de eisen van de maatschappij. Speel haar spel niet mee. Dit zal je bevestigen in je autonomie.
Het voorbeeld, zo vaak in vedanta genoemd, van de slang en het stuk touw, verwijst naar de wereld aan de ene en de uiteindelijke waarheid aan de andere kant. De slang vertegenwoordigt de wereld van de dingen waarin we personen, gedachten en gevoel vinden; het touw vertegenwoordigt de uiteindelijke werkelijkheid, stil gewaarzijn. Zodra we het touw niet meer voor een slang aanzien, valt het idee van de slang weg en zien we het touw voor wat het werkelijk is. Het is volstrekt natuurlijk dat vergissingen hun essentie verliezen en verdwijnen wanneer de waarheid evident wordt. Aangezien het denken een onafscheidelijk onderdeel is van de illusie, kan het onmogelijk de uiteindelijke wekelijkheid aan ons openbaren. ‘Isheid’, aanwezigheid, die de bron is van alle ervaring, overstijgt de dualiteit van waarnemer/waargenomen. Wanneer het accent ligt op gewaar zijn en niet op het denken of op waarneming, raken we langzamerhand diep ontspannen, zowel op het neuromusculaire als op het mentale vlak.
Als we belangeloos het opkomen en verdwijnen van alle toestanden die we ervaren observeren, komen we al gauw tot besef dat elke toestand, elke waarneming, elke gedachte weer opgenomen wordt in een onuitgesproken weten, weten als zijn, als wezen.
Dit, het continuüm, de enige werkelijkheid, is er voordat activiteit begint. Laat je diep in deze stilte zinken, zo vaak zij laat voelen.”
Met groet
G.J. Smeets zegt
“Het voorbeeld, zo vaak in vedanta genoemd, van de slang en het stuk touw, verwijst naar de wereld aan de ene en de uiteindelijke waarheid aan de andere kant. […] Aangezien het denken een onafscheidelijk onderdeel is van de illusie, kan het onmogelijk de uiteindelijke wekelijkheid aan ons openbaren.”
Dat een touw geen slang is of dat een kaart niet het landschap is of dat een partituur niet de muziek is, dat is allemaal banaal, open deur. Maar die ‘uiteindelijke werkelijkheid’ is toch echt een ding dat met het denken erbij wordt gedacht. Het zou wel prettig (want eerlijk!) zijn als vedantisten, boeddhanaturisten, non-dualisten en alle andere -isten daar ronduit voor zouden uitkomen. En dat ze niet iets anders pretenderen dan dat hun ‘uiteindelijke werkelijkheid’ een gedachte is. Niets meer of minder. Mij zul je niet horen zeggen dat die gedachte een illusie is want die gedachte bestaat wel degelijk in vele denkende hoofden. Van mij mogen al die hoofden die gedachte koesteren, laat dat duidelijk zijn. Maar het is wat is: een gekoesterde gedachte.
Piet Nusteleijn zegt
Jean Klein zegt hier in bovengenoemde tekst, dat het denken de uiteindelijke werkelijkheid niet aan ons kan openbaren.
Luuk zegt in deze Tweespraak dat ‘je niet je gedachten bent en dat wanneer je stopt met denken je er nog steeds bent.
Het ‘observerende zelf’ is een blijver.
Nisargadatta Maharaj zegt over dat ‘Zelf'(een beetje in mijn eigen woorden):
“Blijf je het bedenken, blijf je het herinneren en vertoef erin”.
Met groet en een goed verblijf toegewenst.
Siebe zegt
Hallo Luuk en Rob ,
Ik wilde jullie het volgende voorleggen:
Ik vind zelf dat de overlevingsmodus pijnlijk is maar tegelijkertijd ook normaal, of in termen van Rob, een adequate reactie op eigen ervaringen met niet bepaald vertrouwenwekkende zaken. Of het nu de kwetsbaarheid is van technische hulpmiddelen waarvan je afhankelijk bent geworden. De immoraliteit van andere mensen waarop je vertrouwde. Het falen van je eigen lichaam en geest. Het opmerken van je eigen ongecontroleerde neigingen en immoraliteit. Het zullen gaan sterven…wie schiet niet in een overlevingsmodus?
Dat lijden van die overlever is akelig maar het drijft een mens tenminste wel te zoeken, zoals de Boeddha ook deed, naar een uitweg, een oplossing.
Heeft de volwassene, als leider van het gezin, nou werkelijk een oplossing voor de adequate nood van de overlever, of sust ie de overlever eerder in slaap?
groet,
Siebe zegt
“Wat zijn we dan wel? We zijn degene die dit allemaal ervaart, we zijn het observerende zelf”. (Luuk)
De vraag is eigenlijk, als je zegt dat we het observerend zelf zijn, maak je dan niet de fout dat je je identificeert met bewustzijn? zie je jezelf dan niet aan voor dat wat waarneemt/ervaart?
Maar talloze sutta’s geven juist aan dat bewustzijn, als datgene wat geuren, kleuren/vormen, geluiden, tactiele sensaties, smaken en mentale verschijnselen gewaarwordt, juist zo moet worden bezien: ‘dit ben Ik niet, dit is niet van-mij, niet mijn zelf’.
De crux lijkt me toch dat een gerealiseerde nergens een idee van zelf in/op projecteert, of nog instinctief aan toekent, noch op het waargenomene maar ook niet om het waarnemen, noch op het niet-waarnemen, noch op iets lokaals noch iets grenzeloos. Zoiets. DN15 onthult hierover wel iets maar ik vind dat een lastige sutta. Misschien wil Andre Baets die eens bespreken.
groet,
Siebe
Piet Nusteleijn zegt
Siebe, je schrijft over vermoedelijke eigenschappen van ‘een gerealiseerde’. Terecht gebruik je de woorden: ‘het lijkt me..’. Je plaatst vraagtekens. We kunnen ook uitroeptekens plaatsen;
Deze ‘verlichte’, deze mens blijft mens, blijft zich herinneren, blijft denken.
Hij of zij zal altijd ideeën blijven vormen.
Hij of zij zal zich wel realiseren dat er geen sprake is van ‘mijn’ bewustzijn. Er is namelijk niets van ‘hem of haar bij! Dit zich realiseren is ook weer denken.
Er is wel iets, laten we het Bewustzijn noemen (het heeft ook vele andere namen gekregen t/m ‘het niets’) dat dit denken ziet. “Het denken verschijnt in Bewustzijn”
Dit maken we allemaal mee! Elk mens!
De vraag is: wat is die ‘realisatie’? Wat is ‘verlichting’?
Waar praten we nog over?
Hoeveel sutta’s moeten er nog bestudeerd worden?
Vermoedens. Vermoedens van ‘realisatie’.
Wordt ons niet een spirituele worst voorgehouden?
Ik zeg “ja”.
Is er iemand die juist kan zeggen hoe bewustzijn moet worden bezien. Bestaat er een juiste manier?
Ik zeg “nee”. Die mens die dat zou moeten zeggen blijft mens, blijft denken en dat denken blijft beperkt. En zo is de bal weer rond.
Met groet.