Misschien vraagt u zich af – of misschien ook niet – waar een dzogchenpractitioner troost in- en voor zou moeten zoeken.
Goeie vraag. Er is immers niets om te troosten of wat getroost moet worden.
Ik loop over het algemeen niet met mijn hoofd in een rose dzogchenwolk, maar leef gewoon, lijdend, begerend, me druk of niet druk (genoeg) makend om niets in samsara.
Als je mijn leeftijd hebt bereikt krijg je de neiging om de jaren die achter je liggen te gaan evalueren. Wat heb ik allemaal gedaan en nagelaten, en wat was daarvan dermate stompzinnig dat ik het beter na had kunnen laten?
Het meeste, vrees ik. Relaties die kwamen en gingen, contact met vrienden en kinderen dat te oppervlakkig bleef, of juist zodanig de diepte in ging dat ik er dieptevrees van kreeg. Ik hou nog lang niet op een kosmische manier van iedereen, tegen beter weten in, maar ik haat gelukkig ook niemand. Ik ben zelfs op niemand boos. Dat klinkt natuurlijk heel verlicht, maar het is simpeler dan dat. Boosheid en haat; het is er eenvoudigweg niet.
Toch is er een wel een ondertoon in mijn leven aanwezig, als een bassende orgeltoon van Bach, eenzaamheid oproepend, onafgebroken op de achtergrond. Verdriet. Droefenis. Onbelangrijk waarvan of waardoor, maar soms culmineert dat gevoel zich tot een bui van melancholie. Ik vind mezelf dan heel belachelijk zielig en lig dat vaak te beleven in mijn onvoorstelbaar aangename ouderenstoel, u weet wel, zo’n ding waar alles aan verstelbaar is, behalve aan de oudere zelf. Ik geniet er zelfs wel van, als ik eerlijk ben.
Al dan niet met een incidenteel wijntje of een Belgisch brouwseltje in de hand, terwijl bijbehorende muziek laagjes van mijn innerlijke weerstand afschraapt. Onbeschermde en rauwe emoties kloppen vervolgens aan het luik van mijn bewustzijn. Van waar ik lig heb ik uitzicht op een smal raam waar altijd een horizontale jaloezie voorhangt, de lamellen zó gedraaid dat ze flinterdunne, nauwelijks zichtbare streepjes vormen. Ik heb beeldvullend uitzicht op de kale takken van bomen in de verte, waar aarzelend een groen waas op begint te ontstaan, zich tot lenteblaadjes ontvouwend. ’s Zomers zie ik dit beeld niet zo vaak, omdat ik bij mooi weer in de tuin zit. Maar gemiddeld breng ik jaarlijks heel wat uurtjes vrijwel horizontaal door op mijn comfortabele meubelstuk. Als de dag ten einde loopt worden de takken door de zon beschenen, waardoor ze reflecterende effecten krijgen. Soms worden ze door de wind bewogen, soms staan ze roerloos, zich schaamteloos uitrekkend in de invallende avondlucht. Gaande het jaar ondergaan ze een metamorfose. Van kaal naar fris lentegroen, de kleur uitdiepend naarmate de zomer vordert, om te transformeren naar pastel en andere herfsttinten, en weer uitmondend in de vertrouwde, geruststellende kaalheid. Meteorologische ijkpunten in het leven, en – zoals alles – tijdelijk. Langzaam veranderende vastigheid, die elk seizoen weer herkenbaar terugkeert. Er komen wel elk jaar weer wat meer takken bij.
Dit hoewel trage, maar toch ook dynamische beeldgevulde raam geeft mij een niet te omschrijven troostgevoel in momenten dat melancholie, verdriet en een eigenlijk wel beter weten een langzame, innerlijke dans uitvoeren. Dat raamkader is vanuit mijn stoel, net als de bijbehorende takken, begroeid of niet, altijd mijn gezichtsveld. En het beeld is altijd wat het is, in elk seizoen, bij elke stemming.
Ik ontspan in de wetenschap dat het goed is zoals het is. Dat ik tijdelijk troost kan putten uit dit vertakte zinnebeeld, dat altijd weer terugkomt.
Ja, ik weet het. Alles is vergankelijk. Die takken ook, terwijl ze zo mooi verbeelden dat alles met elkaar verbonden is in onderlinge afhankelijkheid. Takken vertakken zich – daar zijn het takken voor – en zijn verbonden met de bomen waarop ze groeien. En via de boomstammen met de wortels in de grond. Ze scheppen de voorwaarden voor een voortgezet leven.
Ik hou van samsara en nirwana. En het is allemaal in mijn hoofd.
Wouter ter Braake zegt
Herkenbaar en prachtig verwoord.
Vergankelijkheid
Haar troostend verhaal vertelt
door de seizoenen
Piet Nusteleijn zegt
Henk, er is toch wél veel om te troosten.
“Samsara en nirwana”, onafscheidelijk saampjes, doet jou dit schrijven.
Het zit allemaal in jouw hoofd en ook in mijn hoofd. Het troost jou en mij.
Joost zegt
Mooi geschreven Henk. Ik zit in dezelfde levensfase ,misschien dat ik er daarom zo van geniet.
Henk van Kalken zegt
Dank jullie!