Trizin Hof en ik zitten aan een lange tafel in het boeddhistisch centrum in Zandpol, een klein dorpje in Drenthe. Waar vroeger in dit schoolgebouwtje kinderstemmen klonken, is nu het geluid van kraaiende hanen te horen. We praten over Akka’s Ganzenparadijs en Trizins activiteiten om bedreigde ganzen en andere dieren het leven te redden en in veiligheid te brengen.
Misschien een vreemde vraag aan iemand van een dierenopvangcentrum, maar jullie vangen hier toch ook mensen op?
‘Dat klopt, mensen met levensvragen of problemen. Ik begeleid ze en probeer ze weer terug te brengen op het pad. De mensen die hier aankloppen kunnen hier een tijdje blijven. Ze betalen daar niets voor, maar worden wel geacht mee te helpen bij het overdag verzorgen van de dieren. ’s Avonds is er tijd voor gesprekken. Ze kunnen ook deelnemen aan de ochtendmeditatie met gebeden. Elke dag van vier tot acht uur ’s morgens. Daarna begint mijn dag.’
Heb je zelf wel genoeg opleiding en intellectuele bagage om als hulpverlener te functioneren? Het zijn toch hele kwetsbare mensen.
‘Ik hanteer normale waarden en normen in het begeleiden van die mensen. Zoals liefde, geluk, compassie, eigenwaarde. Zaken die in het boeddhisme heel normaal en mij eigen zijn. De boeddhistische leer is elke dag weer verweven met mijn leven, gaat als stroom door mij heen. Met dharmastudenten voer ik natuurlijk andere gesprekken dan met mensen die niet eens weten wat karma is. Als het gesprek zich ontwikkelt merken ze niet eens dat het woorden van de Boeddha zijn die ik overbreng, maar hele normale basale normen en waarden die ons verder helpen. Het boeddhisme zal ik nooit promoten. Voor mij is het goed, maar ik kan dat niet voor anderen beoordelen. Het is jouw karma, jouw weg. Ik had een studente en ze snapte het allemaal en toch ging ze een andere weg. Ik dacht, okay, dit is de weg die jij moet gaan.’
Wat voor meditatievormen hanteer je?
‘Eh, eigenlijk wel verschillende vormen van meditatie. Maar voor mensen die niet echt bekend zijn met het boeddhisme, hou ik het vooral simpel, zoals een lichte vorm van inzichtmeditatie. Vooral om de rust in die mensen zelf tot stand te brengen. Sommigen vinden mediteren vreemd. Ik leg ze uit dat je overal en op elk moment kunt mediteren. In de natuur, een metrostation, een drukke winkelstraat. Alleen of met anderen.’
‘Met meditatie wil ik ze laten realiseren dat geluk en lijden niet van buiten komen, maar vanuit je geest, vanuit je destructieve emoties, die je zelf creëert. Dus het inzicht in je zelf, je eigen geest, is erg belangrijk. Hoe vorm je compassie, in plaats van dat je denkt aan gehechtheid, jaloezie, hebzucht. Gedreven vaak door onwetendheid, egoïsme, kapitalisme en materialisme. Zaken die toch vaak de oorzaak zijn van menselijk lijden.’
Wat voor problemen hebben de mensen die hier aankloppen?
‘Dat verschilt heel erg. Gisteren had ik contact met een meisje dat suïcidaal is. Ze is geen boeddhist, maar waarden en normen snappen we allemaal. Dus als iemand komt met een vraag over zijn leven, dan ga ik proberen die te beantwoorden vanuit mijn boeddhistische principes, zonder dat daar de nadruk op ligt. Ik ben er erg praktisch in. Als er iemand met mij over zijn relatie praat, dan zal ik ingaan op het waarom van die vraag. De achtergrond van dat lijden. En vanuit daar de geest proberen te trainen, met zaken als onmetelijke liefde, dat is wat wij in deze maatschappij echt nodig hebben. Mensen die vanuit liefde, en vanuit het nemen van verantwoordelijkheid, handelen.’
Hoe lang blijven de mensen hier en hoe gaan ze de deur uit?
‘Dat verschilt, sommigen blijven maar even. Maar ze zijn altijd blij, als ze weer vertrekken. Wat ik doe is die mensen terug brengen naar hun eenvoud, zichzelf, hun kern. Dat kan met meditatie, maar ook met gesprekken die ik een op een voer. Mensen kunnen mij altijd bellen, altijd, ook al is het nacht. Vorig jaar belde een in Frankrijk wonende leerling mij op. Hij zat heel moeilijk. De andere dag stond ik bij hem voor de deur. Ondanks mijn drukke bezigheden wil ik die vrijheid ook behouden. Ik heb nu rond de honderdvijftig studenten in binnen-en buitenland en dat is voor mij wel eventjes genoeg. Ze kunnen mij vierentwintig uur per dag bellen en ik wil ze ook die persoonlijke aandacht kunnen blijven geven.’
Je noemt jezelf een leraar, zelfs een rinpoche. Heb je een eigen groep binnen het Tibetaans boeddhisme waar je les aan geef?
‘Ik beschouw mezelf als een rimé, als een boeddhistische yogi ook. Als rimé stel ik me open voor alle tradities binnen het boeddhisme. Dit is ook hoe de Boeddha het heeft bedoeld. Alles is een, maar mensen willen alles scheiden. Dat is prima, ze doen maar, maar de dharma is overal en in alles. Daarom sta ik ook voor alles open en heb ik mijn eigen stijl ontwikkeld. In het westen is het zo dat de leerling zich hecht aan één leraar, dat is het. Maar zelf volg ik nog steeds bij andere leraren teachings. Tegen mijn studenten zeg ik ook dat ze zich niet moeten afsluiten voor andere leraren en tradities. Als je iets van een andere leraar kunt leren, doe dat.’
Wie is jouw root guru, de leraar die je toestemming heeft gegeven om les te mogen geven? En van wie heb je je boeddhistische namen gekregen? Hoe lang duurde je opleiding tot leraar?
‘Ik heb eigenlijk meerdere root guru’s, die van verschillende tradities komen. Daar wil ik het bij laten. Het probleem in het westen is dat mensen precies willen weten wie je bent en wie je root guru is. Ze laten zich dan leiden door een naam, hechten daaraan. Maar het gaat om de teachings. Het gaat er dus niet om of je rinpoche, tulku, kyabje of holiness bent, maar om de lessen die je geeft.’
‘Mijn opleiding duurde maanden, zelfs jaren. Ik heb veel contact met mijn eigen lama’s bij wie ik nog steeds teachings volg. Mijn contacten zijn niet beperkt, want ik spreek lama’s over de hele wereld, maar ook met Tibetaanse en Thaise boeddhisten. Lama Gawang in Friesland, van wie ik onderricht heb gekregen, is een zeer inspirerend mens. En er zijn contacten met Sakya Trizin (Sakya is een van de vijf hoofdscholen binnen het Tibetaans boeddhisme. De geestelijk leider is de Sakya Trizin, sinds 1945 Ngawang Kunga Tegchen Palbar Samphel Wanggi Gyalpo, JH). En ik geniet van de teachings van Sogyal Rinpoche, die zo duidelijk het boeddhisme kan vertalen naar westerse denkbeelden. Ik ben niet de enige die in boeddhistisch opzicht solitair leeft. In Nederland, in het westen, zijn er veel Tibetaanse boeddhistische leraren die zich niet hebben aangesloten bij een sangha of bekend zijn als lama. Die puur zelfstudie beoefenen, maar ook mensen om zich heen hebben die ze begeleiden.’
Waarom draag je als jonge moderne westerling een ouderwets en voor een ganzenhoeder onpraktisch gewaad? Wil je opvallen?
‘Ik draag mijn habijt, overal waar ik heenga. Als ik naar de Tweede Kamer ga, voor overleg over de ganzen, maar ook als ik boodschappen doe bij Albert Heijn. Ik ben een Tibetaans boeddhist en ik ben in mijn gewaad. Wat is daar mis mee? Wat ik vaak zie is dat in boeddhistische centra in Frankrijk en Italië waar ik les geef, andere lama’s in hun gewaad door het dorp lopen. Maar er buiten trekken ze een spijkerbroek aan, ze willen blijkbaar niet als monnik herkend worden. Ik ga overal heen zoals ik ben, en hoef ’s morgens niet na te denken over wat ik aantrek.’
Maar dat was mijn vraag niet. Is het gemakzucht, zo’n gewaad, of wil je er ook iets mee uitstralen?
‘Het is niet belangrijk. Dit is allemaal vergankelijk, mijn geest, daar gaat het om. Wat in dit lichaam zit, is wat telt. Hoe ik er uit zie, is niet belangrijk. Sommige mensen focussen zich te veel op hun uiterlijk. Dat lijdt soms tot zelfhaat. Ze vinden zich te dik, of te lelijk. Het is niet belangrijk, het gaat erom hoe je geest werkt, dat is wat telt. Je kunt beter aan geelzucht lijden dan aan hebzucht, zeg ik wel eens. Het zou mooi zijn als iedereen vanuit altruïsme en compassie alle levende wezens lief zouden hebben.’
‘We willen allemaal gelukkig zijn, zelfs de kleinste muskiet. Ik ken niemand die doelbewust bezig is met ongelukkig worden. Iedereen wil gelukkig zijn. Ook Osama Bin Laden of de paus of premier Rutte. We doen het wel allemaal op onze eigen manier. Sommige mensen worden gelukkig door te doden, laten zich sturen door hun egoïsme. Zij voelen zich verheven boven andere levende wezens. Het is belangrijk dat wij compassie hebben met dit soort mensen. Want we zijn allemaal in een heldere staat geboren, als baby waren we allemaal gelijk.’
Je zegt dat je veel contact hebt met andere westerse lama’s, hoe gaan jullie onderling met elkaar om?
‘Er is tussen ons veel debat, over het boeddhisme, over westerse waarden en normen. Over het diepere en het verwestelijken van de Tibetaanse traditie, we zijn er continu mee bezig. In Frankrijk, na een dag gemediteerd te hebben, gaan ’s avonds aan tafel de debatten ook nog door. Sluipenderwijs groeit een typisch Hollands boeddhisme. Mensen houden zich binnen hun sanghagroepen op, maar hebben ook erg veel contact met elkaar. Ik vind dat typisch Hollands. Even bij de buurman een kop koffie drinken. Je ziet ook dat buitenlandse lama’s hier een typisch Hollandse stijl ontwikkelen. Kijk maar naar het centrum in Emst. Het is heel traditioneel maar tegelijkertijd zie je daar een westerse methode ontstaan. En dat is goed.’
Er zal veel geld nodig zijn om dit centrum en het opvangen van dieren te bekostigen. Wat zijn jullie inkomstenbronnen?
‘De overheid betaalt ons voor ons advies en het daadwerkelijk oplossen van het ganzenprobleem. We krijgen donaties en giften. Studenten en mensen die hier in het centrum verblijven betalen niets, maar ze werken als vrijwilliger mee om de dieren te verzorgen. Ik zou ook geld kunnen vragen voor het geven van teachings, maar daar heb ik erg veel moeite mee. Ik merk dat ik daar in het boeddhisme tegenaan loop. Een voorbeeld. Ik heb studenten in Frankrijk en die mensen hebben vier kinderen. Ze zijn arm en zijn aangesloten bij een groot Tibetaans boeddhistisch centrum, gerund door westerse lama’s. Ze kunnen de teachings niet betalen en toch willen ze graag de levende dharma overbrengen op hun kinderen. En dat lukt dus niet omdat ze geen geld hebben. Dat zal bij mij niet gebeuren, iedereen krijgt van mij gratis onderricht. Arm of rijk. En het is niet zo dat mensen vooraan mogen zitten omdat ze tienduizend euro hebben gedoneerd.’
‘Ik heb in Frankrijk veel studenten, maar geen eigen centra. Alle kosten die ik maak komen voor mijn rekening. Ik vraag de studenten nooit iets te offeren, nee, ik kom iets brengen, mijn teachings. Ik huur er een zaal of ga op huisbezoek, leef in het gezin, soms een week en dan geef ik teachings. Ik heb geen gompa nodig om les te geven. De dharma is overal. Een paar weken geleden stond ik in een tankstation, ik zag een jongen die compleet aan de grond zat. Ik dacht wauw. Ik neem een kopje thee, ga naast hem staan, ik groet hem en hij begint te praten. En drie uur later stonden we nog te praten, ik heb die jongen kunnen helpen. Dat is waar het om draait, de leer en kennis die ik heb, het is mijn offering om die aan de wereld over te brengen. Dat is alles wat ik kan doen. En aan wie, boeddhist of geen boeddhist, moordenaar of een zogenaamde heilige, daar gaat het niet om. Juist voor mensen die nergens meer terecht kunnen is het belangrijk om te proberen die mindchanging tot stand te brengen.’
‘Ik kies er bewust voor deze weg te gaan. Met mensen en dieren om me heen en me niet te willen binden aan welke stroming dan ook. Dat is waar rimé voor staat. Ik handel uit compassie naar alle levende en voelende wezens, die ik allemaal even belangrijk vind. Iedereen vindt dat belangrijk, maar mensen maken toch onderscheid. De een lijkt belangrijker dan de ander. Veel mensen vinden dieren minderwaardig. Ze hebben er geen moeite mee dat ze worden vergast of sterven in anonieme slachthuizen. Terwijl ik dieren net zo belangrijk vind als mensen, we zijn allemaal levende wezens, komen niet van Mars of van de ooievaar, maar uit onze moeder.’
‘Dat is ook de reden dat ik mensen zoveel mogelijk in contact probeer te brengen met dieren. Ganzen leven in familieverbanden, zijn heel zorgzaam voor elkaar. Laten nooit een andere gans in de steek, kunnen wel zestig jaar oud worden en zijn heel monogaam. Ik wil mensen dat laten ervaren. En of het nou een ex-gedetineerde is die hier komt of een hooggeleerde lama, ieder voelt de verbinding van de dieren op het moment dat ze bij ons komen.’
Hoe vaak ben je in Frankrijk?
‘Tussen de drie en vijf keer per jaar gemiddeld. Maar ook in België en in Duitsland. Mijn studenten zitten overal. Ik spreek geen Frans, maar met Engels kom je een heel end. Als ik in Frankrijk les geef zit er een tolk bij. Dan vertel ik iets, maar in het Frans is de uitleg veel korter. Dan denk ik, hè. Gaat iemand het heel anders uitleggen? Dat is een kwestie van vertrouwen. Als ik het versta corrigeer ik ook. Ik heb geen tijd om Frans te leren, ben bezig met het bestuderen en beoefenen van de dharma, dat is mijn dagelijkse taak. Frans leren gaat ten koste van de dharma.’
‘Het is belangrijk dat de teachings die ik geef correct zijn. Als ik dingen vertel zeg ik er altijd bij: ik geloof dat, het is mijn beleving. Mijn visie. Of vanuit de woorden van de Boeddha, zoals hij dat letterlijk heeft gezegd. Ik probeer mijn teachings zo te houden dat iedereen ze begrijpt.’
‘Het zijn basale en makkelijke teachings. Toch zijn mensen het al snel zat. Ik heb leerlingen die bezig zijn met Chenrezig en dan komen ze naar me toe en dan zeggen ze: Rinpoche, weet je, we willen graag iets anders bestuderen omdat we dit al kennen. Okay. Dan vraag ik. Hoe gaat het in je dagelijks leven met deze kennis? Hoe is het met je om mani padme hum? Vorige week zei je nog dat je problemen had met je vriendin, dus ga alsjeblieft verder met het Chenrezig practice. Sommige westerse boeddhisten kennen alle gebeden uit hun hoofd, maar handelen daar niet naar. Al zou je de hele dag alle jaren om mani padme hum zeggen, dan is dat voor mij waardevoller dan iemand die alle gebeden kent en maar uiteindelijk de basisprincipes van de gebeden niet snapt.’
Sven zegt
Sympathie kreeg ik wél voor deze mogelijk zelfverklaarde “Rinpoche” (“kostbaar juweel”) via dit mooie portret van Joop (bedankt, Joop). Mijn kennis van het Tibetaans Boeddhisme leerde me dat enkel lama’s na verloop van tijd zo’n titel kregen. En lama word je na een
retraite van drie jaar. Ik zie deze jongeman niet als een oplichter (dat wordt nergens ook beweerd in het artikel), misschien met een wat expanderend ego. Hij plaatst zichzelf in de Sakya traditie en de Rimé-beweging (die de Tibetaanse scholen naar elkaar deed toegroeien).
En daar moeten we het voorlopig mee stellen…
robbierosmalen zegt
Sorry maar als hij niet kan zeggen door wie hij tot monnik is gewijd en tot Rinpoche is benoemd en van wie hij toestemming heeft gekregen om op authentieke wijze de Dharma te onderwijzen, dan vertrouw ik het niet. Het zal mijn wantrouwende aard wel zijn maar er zijn zoveel zgn rinpoches, tulkus en Lama’s. Iedereen kan wel een gewaad aantrekken en zich Rinpoche noemen.. Het lijkt me een niet wenselijke ontwikkeling die met de Boeddhadharma niet veel van doen heeft.
Robbie
Sven zegt
Je hebt zeker gelijk Robbie (en Joop) dat Trizin Hof zijn plaats in het Sakya-geheel beter zou moeten toelichten. Dat zou zijn zaak uiteindelijk ten goede komen, monnik of niet. Vroeg of laat gaat die titel- of monnikskwestie hem parten spelen en laat de officiële Sakya vertegenwoordiging in Europa ( Den Haag in dit geval) van zich horen. Op 14 mei 2011 had de BOS al een radio-interview met Trizin Hof. Daar noemt hij zich een “yogi”.