Ik ga ervan uit dat alle boeddhisten de vier edele waarheden onderschrijven als kern van beoefening. Ik ga er ook van uit dat de vierde edele waarheid, de weg naar bevrijding beoefend wordt.
Dit achtvoudige pad bestaat uit juiste visie ( inzicht en gerichtheid/denken); juiste moraliteit, vorm gegeven in de leefregels ( spreken, handelen, leven); juiste meditatie ( inzet, aandacht, concentratie). Voor mij vormen ze een eenheid.
Wat ik in de begeleiding merk, is dat er bij velen grote nadruk ligt op meditatie en dat er weinig animo is voor het beoefenen van die moraliteit.
Natuurlijk heeft dat een oorzaak. Veel beoefenaren hebben een christelijke achtergrond. In deze traditie zijn de tien geboden vaak gebracht als verbodsregels: als je dit of dat doet ben je geen goed mens. Dat resulteerde vervolgens in schuld en boete praktijken.
Dat blijkt nog mee te resoneren in de omgang met de leefregels. Dat is jammer, want door de leefregels niet mee te nemen missen we een krachtig middel in onze oefening tot bevrijding.
In onze sangha reflecteren we maandelijks op de leefregels ( zie onderaan de tekst), ook in het onderricht komen ze aan de orde.
Ik ben blij dat in alle sangha’s waar ik geoefend heb de leefregels een rol speelden. Bij het IZIAE (de Noorder Poort) kreeg ik de eerste beginselen mee. Na een jaar reflectie op de leefregels nam ik er de toevlucht.
Voor Ruth Denison, mijn onlangs overleden vipassanaleraar was meditatie en moraliteit onlosmakelijk met elkaar verbonden, en dat was zichtbaar in haar leefwijze en onderricht.
Ook in de Dharma Drum sangha van Chanmeester Sheng Yen (shifu) was er onderricht in de leefregels. Ik herinner me dat shifu na een toevluchtsceremonie zei: Zo, jullie hebben de leefregels genomen, en dat is het beste wat je in je leven kunt doen. Ik zeg je ook dat je ze gaat overtreden, en dat is okay. Hij maakte duidelijk dat het niet gaat om je zo aan de regels te houden dat je een braaf mens wordt, maar dat je ze in praktijk brengt om te zien waar je ze overtreedt, hoe dat uitwerkt, en waardoor het komt dat je ze overtreedt. Het is een manier van oefenen om te zien wat de onzuiverheden in de geest zijn (de drie vergiften; begeerte, woede en onwetendheid plus alles wat daaruit voortkomt), en daarvan vrij te worden.
De geest is voorloper van het spreken en handelen. Het is dus belangrijk om die geest te leren kennen. In formele meditatie op het kussentje oefenen we ons daarin. De meditatieve oefening stopt daar niet, maar gaat door in het dagelijks leven. Hoe kan ik daar de geest blijven observeren? De leefregels die betrekking hebben op ons spreken en handelen zijn daarbij een goede hulp.
Een paar aspecten van de oefening met de leefregels:
- Het verheldert de geest.
Ik neem mij voor om heilzaam te spreken en te handelen. Toch doe ik (soms) het tegendeel. Hoe kan dat? Dat wordt dan object van onderzoek. Wat is onderliggend aan dit handelen en spreken? Door onderzoek komt er meer helderheid over de onheilzame staten van geest (drijfveren/ hindernissen/ verstrikkingen zoals verlangen, jalousie, angst, ergernis, enz.)die dat spreken en handelen bepalen. Ik kan wel een heilige zijn op mijn kussentje, maar of het echt zo is blijkt uit mijn spreken en handelen.
- Het draagt bij aan het welbevinden van jezelf en anderen.
In de Paliteksten en in de Boddhisattva geloften staat dat het gaat om het bevorderen van het welzijn van alle levende wezens. Met behulp van de beoefening van de leefregels kan goed gecheckt worden of dat welbevinden inderdaad bevorderd wordt. Als het kwade wordt nagelaten en het goede gedaan, en hoe pakt dat uit voor anderen?
- Het beschermt
Als ik niet helemaal aandachtig ben, en neig naar bijvoorbeeld roddelen gaat er ‘een lampje branden’. De leefregel licht op. Het heeft dan ook iets van: let op, pas op de plaats, wat is er nu: aversie en verlangen! Een goede houding is dan terughoudendheid in het spreken.
- Het verdiept “het geweten”.
Door de beoefening neemt de onderscheidende wijsheid toe. Als er iets gebeurd is waar ik niet heilzaam gehandeld of gesproken heb, blijft dat opduiken in mijn geest. Ik kan dan ook niet rustig mediteren.
Toen ik op het centrum van Ruth eens een scherm met rijstpapier in de meditatiehal kapot gemaakt had, en daar geen actie op had ondernomen, bleef het maar spoken in mijn geest. Ik probeerde het los te laten, maar dat lukte niet. Uiteindelijk ging ik daarmee naar Ruth ( toen nog niet mijn leraar, maar wel de gastvrouw van onze zen retraite). Ze zei: dat moet je helemaal niet loslaten, dat vraagt om gezien te worden, dat vraagt om actie. Ze gaf goed raad om ermee te dealen, waaronder het repareren van het scherm.
- Oefening baart kunst.
Door langere beoefening van de leefregels merk ik dat het makkelijker en natuurlijker wordt om ze te leven. Omdat je de onzuiverheden in je geest steeds beter leert kennen nemen ze in kracht af. Het onheilzaam spreken en handelen vermindert, dat resulteert in een rustiger geest, meer welbevinden, waardoor ook de meditatie verdiept.
- Het niet-zelf in actie.
De leefregels in praktijk brengen laat steeds beter zien dat er niemand is die handelt, maar dat het onpersoonlijke geconditioneerde processen betreft. Het overtreden van een leefregel is een geconditioneerde reactie op de gevoelstoon van een zintuiglijke ervaring. Iemand zegt iets grievends (=horen=onaangenaam), en ik scheld terug.
- Het ontwikkelt morele schaamte en morele bevreesdheid.
Onpersoonlijk, dus niemand gaat in de fout? Ja wel, we blijven verantwoordelijk voor onze daden. Als er gezien wordt wat de schade is door onheilzaam handelen en spreken is het gezond dat er morele schaamte opkomt. Joseph Goldstein spreekt over morele wroeging. Het gaat er om te zien wat je hebt aangericht, zien dat dat je niet perfect bent, zo nodig excuses aanbieden, zo nodig de schade ‘vergoeden’, kijken hoe je het in de toekomst kunt voorkomen, jezelf vergeven zodat je weer opnieuw kunt beginnen. En is ook nog zoiets als morele bevreesdheid. Een gezonde terughoudendheid en wakkerheid om herhaling te voorkomen en zo leed te verminderen.
- Het helpt om het goede in onszelf te zien.
Oefenen met de leefregels laat ons zien dat we niet alleen in staat zijn om het kwade na te laten, maar ook dat we in staat zijn om het goede te doen: niet –begeerte of wel vrijgevigheid; niet-woede ofwel liefdevolle vriendelijkheid; niet-onwetendheid ofwel wakkerheid.
Boeddhanatuur is dan niet iets abstracts, we kunnen het gaan ervaren als belichaamd. In deze persoon, in dit spreken en handelen is die natuur in actie. Je ziet naast de tekortkomingen ook het goede in jezelf. Goh, ik wist niet dat ik zo veel goedheid in mij had, en dat stemt tot tevredenheid.
- Moraliteit en meditatie staan niet los van elkaar
Diepgaande observatie van het spreken en handelen, geeft de mogelijkheid om de drijfveren in de geest beter op het spoor te komen. De meditatieve oefening helpt om te komen tot verdere verdieping en bevrijding: het ontstaan van die drijfveren, het karakter ervan, en hoe ik ervoor kan zorgen dat ze niet meer opkomen ( juiste inzet).
Langere observatie van zich herhalende patronen kunnen ook de onderliggende (vaak onbewuste) denkbeelden met betrekking tot de wereld en vooral met betrekking tot mezelf verhelderen. Dat is belangrijk, want vanuit niet gekende gevoelens van minderwaardigheid b.v.( niet gezien zijn, of niet goed genoeg zijn) komen we bijna onopgemerkt in onheilzaam spreken en handelen terecht.
Beoefening van de leefregels geeft zicht op onze geest in het dagelijks leven. Meditatie helpt bij verdere verheldering en verdieping in het inzicht in die geest. De beoefening van beide leidt tot verdieping, verheldering, ontwaken. Er komt zo ruimte voor de manifestatie van onze ware natuur als wijsheid en mededogen.
Als er volledige bevrijding mogelijk zou zijn met alleen meditatie en zonder moraliteit, waarom zou de Boeddha ons dan “belasten” met voorschriften met betrekking tot ons spreken, handelen en leven?
De dharma beoefening bestaat er in vanuit de juiste visie ( stroef/onbevredigend, voorbijgaand, zonder essentie/onpersoonlijk) te komen tot het verhelderen van de geest op ons kussentje, en het verhelderen van de processen in de geest met betrekking tot het spreken en handelen in het dagelijks leven
We worden allemaal uitgenodigd dat achtvoudige pad ten einde toe te lopen. Als er voldoende helderheid van geest is en voldoende vrijheid van verstrikkingen is er de mogelijkheid/ toestemming anderen te gaan begeleiden. De dharma is dan voldoende geïnternaliseerd. Leraren delen dan, in de voetstappen van de Boeddha, de dharma met anderen. De dharma is belichaamd, in hen wordt dat zichtbaar.
Dharmaonderricht is een zaak van vertrouwen. Als leraren datgene wat ze onderrichten niet zelf blijken te kunnen leven wordt dat vertrouwen geschaad. En dat is pijnlijk.
Er is het debat: wat te doen als leraren de leefregels overtreden, als ze de dharma niet zelf leven?
In plaats van er meteen een persoonlijke zaak van te maken, met voor of tegen, zou het niet goed zijn om tijd te nemen en diepgaand de oorzaken er van te onderzoeken, de gevolgen ervan en het omgaan daarmee, en te zoeken naar een weg om dat in de toekomst te voorkomen?
De drijfveren, ze zijn er een leven lang. Boeddha heeft ermee geoefend totdat hij ze doorzag en er vrij van werd. Als er een opkwam was Boeddha’s reactie: Mara, ik zie je. Hij verstrikte er niet meer in. Dat is een goed voorbeeld voor ons.
In de laatste leefregel staat: de Boeddha, Dharma en de Sangha niet verzaken, maar ze eren en hoog houden.
Ook een leraar is niet perfect, wij allen vallen, ik ook. Maar mogen we niet van hem/haar verwachten na het overtreden van een leefregel, dat z/hij stappen onderneemt ( punt 7 en 9)?
Mogen we niet van leraren verwachten dat ze daarin een voorbeeld zijn?
Dat kan echt mooie dharmalessen opleveren!
De tien aanbevelingen van de Boeddha om in vrijheid en geluk te leven.
- Ik neem mij voor niet te doden, maar alle leven te koesteren
- Ik neem mij voor niet te nemen wat niet gegeven wordt, maar de dingen van anderen te respecteren
- Ik neem mij voor geen seksuele onzorgvuldigheid te begaan, maar een leven van zuiverheid en betrouwbaarheid te leiden
- Ik neem mij voor niet te liegen, maar de waarheid te spreken
- Ik neem mij voor geen middelen te gebruiken die het bewustzijn bedwelmen, noch anderen daartoe aan te zetten, maar mijn geest helder te houden
- Ik neem mij voor om niet over de fouten van anderen te spreken, maar begripvol en welwillend te zijn
- Ik neem mij voor om mijzelf niet te prijzen en anderen af te keuren, maar mijn eigen tekortkomingen te overwinnen
- Ik neem mij voor om niet terughoudend te zijn met geestelijke en materiële hulp, maar vrijgevig te zijn waar dat nodig is
- Ik neem mij voor om niet boos te worden, maar me te oefenen in het vrij worden ervan
- Ik neem mij voor om de drie juwelen Boeddha, Dharma en Sangha niet te verzaken, maar ze te eren en hoog te houden.
kees moerbeek zegt
Dank voor je artikel, Doshin!
Sjoerd zegt
Mooie samenvatting van de kern.
bart zegt
wie of wat houd je gevangen? en wat is juist?
Arisina zegt
Welwillend en begripvol zijn ten aanzien van de fouten van anderen is heel nastrevenswaardig maar twijfel of dat altijd psychologisch gezond is.
wv zegt
Het punt is dat de meeste mensen wel de splinter in andermans oog zien, maar niet de balk in hun eigen oog.
Als mensen meer meditatief zouden worden, d.w.z. de focus verleggen van naar buiten, naar anderen kijken, naar meer naar binnen, naar jezelf kijken zou er al veel gewonnen zijn in dat opzicht.
Sjoerd Windemuller zegt
Begrip en liefdevolle vriendelijkheid is niet hetzelfde als rechtvaardiging.
M.a.w, de verantwoordelijkheid voor het acteren en de gevolgen daarvan blijft.
Dit leidt in de verschillende discussies wel weer tot verwarring i.r.t. de conceptuele discussies over anatman en reïncarnatie.
Het zijn zaken en onderwerpen die vaak aan uitspraken van de boeddha worden gerelateerd, maar waarvan niemand werkelijk weet wie of wat de oorspronkelijke bron is. Maw, ze behoren tot het mythologische domein van het boeddhisme.
En geloof kan bergen verzetten, zoals je weet. Maar dat komt weer uit een andere mythologie.
Zo hebben wij in onze cultuur de mythologie van de psyche en de gezondheid ontwikkeld.
Als we dat allemaal bij elkaar gooien, kunnen wij er soep van koken, waar je behoorlijk ziek van kunt worden.
Ujukarin zegt
Vanuit de psychologie gesproken misschien niet. Maar dit lijkt me juist zo’n punt waarin de psychologie het volgens de Boeddha gewoon mis heeft. Een Arya (Wijs mens) keurt de psychologische benadering van het opbouwen van een sterke ego-identiteit juist af. Zhij is wél altijd zichzelf (geen watje ofzo), en kan door het opbouwen van Compassie die welwillendheid en begrip opbrengen zonder daardoor zelf minder of ongezonder te worden.
Ik weet het, voor de meesten van ons inklusief mijzelf nog deels ver van het bed, maar wél een mooi iets om naar te streven toch?
With folded palms,
Tanja zegt
Het ‘niet-zelf’ heeft m.i. per definite de kwaliteit van grenzenloosheid, van eenheid, het omvat alle bewustzijn en ‘jou’ pijn is daarmee ‘mijn’ pijn… terwijl tegelijkertijd er geen ’tekort’ is…
En de vraag dan is hoe met dat paradox te leven.
Hoe je te verhouden tot ‘anderen’, woorden/taal, meningen, gevoelens.(pff…)
Het ontwikkelen van een sterkte ego identificatie is m.i. (inderdaad) iets anders dan het ontwikkelen van een gezond ‘zelf'(besef). En een valkuil deze twee door elkaar te halen.
Door de onbewuste/niet geïntegreerde stukken van het ‘zelf’ niet te onderkennen (in psychologische dynamieken) blijft er echter onwetendheid bestaan.
Bij het ontwikkelen van juiste visie (wat mooi omschreven, als – stroef/onbevredigend, voorbijgaand, zonder essentie/onpersoonlijk…) is een gezond zelfbesef op psychologisch nivo en een gezonde ego ontwikkeling m.i. i.i.g. dus essentieel…
En niet erg behulpzaam is het hier over uit te wisselen op uitsluítend cognitief nivo.
Vaak wordt in mijn ervaring, in naam van de dharma, de (integriteit op het vlak van de) relatieve werkelijkheid geweld aangedaan. En daarmee de (beoeoefening van de) dharma geweld aangedaan.
Het spanningsveld tussen beiden (het ideaal en de werkelijkheid) is dan het werkgebied… (niet de ‘juiste’ ‘visie’ kunnen deponeren…)
Het blijft moeilijk de onbevredigdheid toe te laten, te omarmen, als kenmerk van de ware aard van het bestaan, zonder fatalistisch te worden… de middenweg te vinden , tussen nihilisme en eternalisme, de gevoelens, gedachtes en de fysieke ervaring (wat het is een mens te zijn…) toé te laten, van moment tot moment…
Doshin Houtman, dankjewel voor het mooie en heldere artikel!
Barbara Steadfast Dharma zegt
Ik heb de grave precepts, de grote voornemens, ook op mij genomen en ik denk daar vrijwel elke dag wel een keer over na. Mij helpen ze om mijzelf te bestuderen en een steeds eerlijker blik op mij te werpen.
Het enige wat ik moeilijk vind met deze reeks van tien is de combinatie 6 (niet spreken van de fouten van anderen), 9 (niet boos worden; ik spreek liever van niet in boosheid te verblijven) en 10 (het niet bezoedelen van de Boeddha, de Dharma en de Sangha). Er is bepaald een grondig volwassen en niet dogmatische houding nodig om te voorkomen dat deze drie precepts gecombineerd worden tot ‘bedekken met de mantel der liefde’ waarmee misstanden en uitwassen de mogelijkheid krijgen te ontstaan en te woekeren in het verborgene, zonder dat je mogelijkheden ziet er tegen op te treden. Hoe spreek je van misstanden zonder de Sangha te bezoedelen? Hoe zou je geen boosheid mogen ervaren als er iets kwalijks geschiedt? En hoe kun je een misstand aanpakken als je er niet over zou kunnen spreken?
Moeilijk, moeilijk. Ik bezin me steeds weer op de intentie van elk van de precepts en dus ook deze drie, en mijn relatie tegenover elk van de precepts en de precepts als geheel is altijd weer in beweging merk ik. Het blijft een studie. Boeddhisme, ja, maar ik bedoel vooral de mens die ik ben :)
Dank voor je stuk, Doshin.
marij geurts zegt
Doshin dank voor je ondersteunende artikel,
Kay zegt
Vraag 1) is waar komt het idee van het 8voudige pad vandaan?
Vraag 2) Wanneer werd het deel van het boeddhisme?
Vraag 3) Van Wie zijn de interpretaties?
Joop Ha Hoek zegt
Aan wie stelt u deze vragen?
Kay zegt
Aan degene die de geschiedenis van deze ontwikkeling kent.
Dharmapelgrim zegt
Aangekomen bij de tien voornemens drong onwillekeurig het volgende spreekwoord zich aan mij op: “De weg naar de hel is geplaveid met goede voornemens”. Geen idee waar dat spreekwoord vandaan komt. Het geeft evenwel extra stof tot denken.