In het oude China was een arme boer die zijn geluk in de grote stad wilde beproeven.
Hij verkocht zijn schamele bezittingen en vertrok. In de stad aangekomen zocht hij het goedkoopste onderdak wat hij vinden kon, een herberg wat een soort huurkazerne was. De herberg bestond uit één grote ruimte met wel honderd slaapplaatsen. Nadat de boer betaald had werd hem een bed gewezen waar hij met een plof op ging zitten- en keek verbijsterd om zich heen. Zijn buurman was een grappenmaker die onmiddellijk zag dat hij met een buitenman te maken had. Hij keek vol belangstelling naar de gedragingen van de boer. ‘Wat een hoop mensen slapen hier,’ zei de boer tegen zijn buurman. Waarop de grappenmaker instemmend mompelde ’dat kun je wel zeggen’. De boer vervolgde ‘Hoe vind ik mijzelf in deze mensenmassa terug als ik morgenochtend wakker word?’ De grappenmaker trok een peinzend gezicht en plukte aan zijn denkbeeldige baard. ‘Daar weet ik misschien wel wat op’, sprak hij. ‘Ik heb hier een varkensblaas, als we die opblazen en aan je grote teen binden dan weet je als je morgenochtend wakker wordt en de varkensblaas ziet, dat jij het bent’. Opgelucht bedankte de boer zijn buurman voor het goede advies, bond de varkensblaas aan zijn grote teen en ging gerust slapen. Toen de boer vast in slaap was maakte zijn buurman de varkensblaas los en knoopte hem aan zijn eigen grote teen vast en ging grinnikend slapen. Toen de boer bij het ochtendgloren wakker werd en rechtop in bed ging zitten keek hij uit over een grote ronkende en zagende mensenmassa, stadsmensen worden doorgaans niet zo vroeg wakker. De boer wreef zijn ogen uit en ging met zijn hoofd in zijn handen op de rand van zijn bed zitten. Onbegrijpend staarde hij naar de varkensblaas die aan de teen van zijn buurman vast zat. Uiteindelijk schudde hij voorzichtig zijn buurman wakker, die hem slaperig vroeg wat er aan de hand was. De boer zei: “ Ik kan aan de varkensblaas zien dat jij mij bent.’ De buurman mompelde niet begrijpend ‘Ja, dat zal wel, ga slapen het is nog veel te vroeg’. De buurman draaide zich weer om en sliep verder, waarop de boer wanhopig vroeg, ‘Ja, maar wie ben ik dan?’