De Boeddha in de Itivuttaka:
‘Waar je ook bent in deze wereld, observeer en mediteer steeds op het ontstaan en vergaan van alle samengestelde dingen.’
Wat de ‘wereldling’, de doorsneemens (P. puthujjana), getoond wordt (en door hem uitbundig en enthousiast geloofd, geprezen én omarmd) zijn meestal hallucinaties.
Hersenspinsels van de geest. Het zijn—min noch meer—manifeste en bewuste leugens. Decor & decorum. Masker. Vertoon. Waan. Klatergoud, waarin de modale mens wordt ondergedompeld en geknecht.
Dit is het pad met het nadrukkelijk accent op de ‘dingen van de wereld’: roem, geld, succes, macht… Mara in zijn meest perfide gedaante. Al deze ‘dingen’ leiden niet naar fundamentele bevrediging. Noch naar bevrijding. En nog veel minder naar innerlijke vrede. Dit is het pad van de knechting. Van vervreemding. Van aliënatie.
Het inzicht in de werkelijkheid—yatha-bhuta nana dassana—zoals ze werkelijk is, veronderstelt het ‘zien’ van alle ‘dingen’ in relatie tot hun drie karakteristieken (P. tilakkhana), namelijk als vergankelijk (P. anicca), als onbevredigend (P. dukkha) en als zelfloos (P. anatta).
De dhammanuvatti die dit inzicht in zichzelf realiseert komt de Boeddha overal tegen.
Geef een reactie