Ik vroeg ooit aan Jon Kabat-Zinn ’Waarom heb je het mindfulness based genoemd en niet compassion based?’ Het was een retorische vraag. We wisten allebei het antwoord. ‘Mindfulness’ was voor hem een ‘umbrella term’ om te verwijzen naar de boeddhistische achtergrond van zijn stressreductie-programma en een woord als ‘compassion’ zou in een ziekenhuis niet gewerkt hebben. De medische wereld is, toch aan de oppervlakte, heel rationeel. Wat mij zo trof in zijn boek ‘Full Catastrophe Living’, was dat hij erin slaagde de taal van de medische psychologie te spreken zonder daarbij ook maar enige afbreuk te doen aan de diepte van zen en de Dharma.
Dat wil niet zeggen dat mededogen in MBSR (Mindfulness Based Stress Reduction) minder belangrijk is. Sterker nog: MBSR zou niet mindfulness based zijn als het niet compassion based was. Al van in het oudste boeddhisme worden prajna en karuna, wijsheid en mededogen, vaak in één adem genoemd. Wijsheid zonder mededogen is geen wijsheid. Mededogen zonder wijsheid is geen mededogen.
Dat is waar onze mandala van de vijf Boeddha families over gaat. De basismetafoor is het centrale witte licht dat als in een prisma gebroken wordt. Iedere kleur is een aspect van het witte licht en wijst er ook naar terug. Mededogen, hoort thuis in de rode familie. Mindfulness spreekt meer de taal van de blauwe familie, van Akshobhya, de onwankelbare.
Ook Akshobhya Boeddha heeft zijn eigen Reine Land, Abhirati. Het is niet zo paradijselijk als dat van Amitabha, het is veeleer een intense oefenplek voor bodhisattva’s op weg naar het boeddhaschap. Zowel in onze zenpraktijk als in MBSR staat het beoefenen van meditatie centraal. In het MBSR programma is dat drie kwartier per dag gedurende acht weken. Ik weet het, voor de bodhisattva’s in Abhirati stelt dat niets voor. Maar voor iemand met grote zorgen en die nooit eerder iets van meditatie gedaan heeft, is dat onwaarschijnlijk intens. Ik schrok ervan toen ik het programma leerde kenen. Ik zou het zelf nooit gedurfd hebben, maar de feiten hebben Jon Kabat-Zinn gelijk gegeven.
Mindfulness wordt een niet oordelende aandacht genoemd. Daar komt vaak kritiek op. Hoezo, mag je dan niet meer oordelen? En is sati, mindfulness in het Pali, nu niet net een onderscheidende aandacht? Dat is toch ook oordelen?
Even pas op de plaats. Als je stil zit en kijkt wat er gebeurt is een van de eerste dingen die je kunt opmerken dat je geest voortdurend oordeelt. Je hoeft daarvoor zelfs niet stil te zitten: loop op straat, kijk naar de gezichten van de mensen en observeer jezelf. Je geest heeft bij ieder gezicht meteen iets van ‘staat mij aan’, ‘staat mij niet aan’. Zo werkt onze geest nu eenmaal. Het heeft geen zin om daarover te moraliseren, het gebeurt automatisch, reactief.
Het heeft ook geen zin om te proberen dit te onderdrukken. Wat wel zin heeft, is je ervan bewust te zijn en je niet automatisch te laten meeslepen in elke reactieve beoordeling. Daar heb je wel de keuzevrijheid. We noemen dat ‘to react’ of ‘to respond’.
Hoe oordelen we? We beoordelen wat op ons afkomt in functie van onze behoeften. ‘Begeerte’ en ‘afkeer’ heet dat in boeddhistisch taalgebruik. Het zijn samen met ‘verwarring’ de drie vergiften, dingen die ons leven vergallen als we er telkens weer automatisch laten in meeslepen. ‘Verwarring’ is het niet zien van die reactiviteit en van ons vermogen om daar niet automatisch in mee te gaan.
Misschien hadden we het beter een niet reactieve aandacht genoemd. Maar dat zou dan weer andere misverstanden opgeroepen hebben. Het is de spirituele wet van Murphy: wat verkeerd begrepen kan worden, zal verkeerd begrepen worden.
In alles wat we doen is er dat spanningsveld tussen ‘to react’ en ‘to respond’. Het is het moeilijkste wat er is voor mensen. Het blijft een levenslange uitdaging. Meditatie is een levenslang oefenterrein. Er komt nooit een moment dat we ‘er zijn’. Ik ken niemand die ‘er is’. (Ik ken wel enkele mensen die dat van zichzelf denken, maar dat is een ander probleem.)
Dat is de onwankelbaarheid van Akshobhya. Het verhaal vertelt dat hij in zijn vorig leven als bodhisattva, voor hij een Boeddha werd, de gelofte had afgelegd om zich nooit in boosheid te laten meeslepen. Zijn gebaar (mudra) is de hand die de grond aanraakt. Het is de mudra die we ook in het theravadaboeddhisme terugvinden, in de beeld van de Boeddha die door Mara belaagd wordt en die onwankelbaar blijft in zijn meditatie, tot Mara misnoegd afdruipt. Je zou Akshobhya kunnen vertalen als de niet-reactieve Boeddha.
De wijsheid van Akshobhya wordt omschreven als een glasheldere wijsheid of een wijsheid als een spiegel. In modern taalgebruik zou je dat ook kunnen vertalen als degene die de polarisatie afwijst. Dat is in deze wereld heel moeilijk geworden. Je bent voor of tegen. Nuance wordt niet geapprecieerd. Als je niet voor bent, word je automatisch bestempeld als tegen.
Akshobhya raakt de grond aan, blijft zitten en kijkt. Hij laat zich niet meeslepen in een mening. Hij laat zich niet meeslepen in wij-zij-denken. Hij probeert te begrijpen wat er gebeurt. Begrijpen is geen synoniem van goedkeuren. Sommige dingen moeten glashelder veroordeeld worden, maar niet zonder te proberen te begrijpen hoe ze tot stand zijn kunnen komen. En alleen maar veroordelen lost weinig of niets op. Het vraagt een eerlijke en open aandacht om te zien wat ik op deze plek, hoe beperkt ook, kan doen.
Onze zenpraktijk is niet wereldvreemd. Onze meditatiebeoefening nodigt ons uit om met wijsheid en mededogen de wereld in te gaan. Zonder dat is ze van geen enkele waarde.
Geef een reactie