‘Alle Boeddha’s en alle bewuste wezens zijn niets anders dan de ene geest. Er is geen andere dharma. Deze geest bestaat al sinds het begin der tijden. Hij is nooit geboren of uitgedoofd. Hij is noch groen noch geel. Hij heeft geen vorm of verschijning. Hij behoort niet tot bestaan of niet-bestaan. Hij is niet nieuw of oud. Hij is niet lang, kort, groot of klein. Hij is voorbij alle beperkingen van namen en tekens. Dit is wat het is. Begin erover te redeneren, en je raakt meteen in de war. Het is als een grenzeloze leegte die niet kan worden doorgrond of gemeten.’
Met deze zinnen begint het zenonderricht van Huangbo (China, 9e eeuw). En zo gaat het ook nog bladzijden lang verder. Ik moet toegeven dat ik er geen letter van begreep toen ik dit voor het eerst las. Het is een typische zentekst. Ondertussen ben ik vertrouwd met deze stijl. Maar wat moeten we hiermee?
Toen zen eind 5e eeuw in China binnenkwam, was het boeddhisme er al in volle bloei. De belangrijkste sutra’s en tractaten waren al in het Chinees vertaald. Tempels en stupa’s kleurden het landschap, samen met gigantische, uit de rotsen gehouwen boeddhabeelden. En dan verschijnt Bodhidharma ten tonele. Als de keizer hem vraagt wat de verdienste is van alle tempels en stupa’s die hij had laten bouwen, antwoordt Bodhidharma ’Geen verdienste’ en op de vraag wat dan wel de essentie van de leer is, antwoordt hij ‘Weidse open ruimte, niets is heilig’.
Je zou het het openingssalvo van zen kunnen noemen. Het verhaal is grotendeels legendarisch, maar daarmee niet minder belangrijk. Het is hoe zen zich situeert in het boeddhistische landschap. De zesde zenpatriarch Huineng (7e eeuw) wordt afgebeeld terwijl hij de sutra’s verscheurt. Weer enkele generaties verder heft Huangbo zijn toespraak aan met: ‘Alle Boeddha’s en alle bewuste wezens zijn niets anders dan de ene geest, waarnaast niets bestaat.’
Je kunt dit opvatten als de complete afwijzing van alle andere vormen van boeddhisme. Sommigen gaan zelfs zo ver dat ze stellen dat zen helemaal geen boeddhisme meer is. Dat is een misvatting. Alleen al in de praktijk blijkt dat niet te kloppen. In zenkloosters zingen de monniken ook de sutra’s en offeren ze aan de boeddha’s en bodhisattva’s. We mogen zen niet uit zijn context trekken. Maar wat is dan de plaats van zen in dit landschap?
Het is niet voor niets dat we in de transmissielijn van zen de Indische leraar Nagarjuna terugvinden. In zijn traktaat over de middenweg heeft hij het over twee waarheden, een conventionele waarheid en een uiteindelijke waarheid. De conventionele waarheid is letterlijk conventie: het is de taal, het zijn de betekenissen die we met zijn allen creëren. De uiteindelijke waarheid is die van sunyata, de leegte. Ik vertaal het liever als openheid. Beide kunnen niet los van elkaar begrepen worden, vandaar de middenweg. Dit model van twee waarheden resoneerde met het traditionele Chinese denken, zowel in daoïsme als confucianisme. En het krijgt daarmee een bepalende plaats in het Chinese boeddhisme.
Als we kijken naar de metafoor van de vijf boeddhafamilies zou je kunnen zeggen dat de taal van zen zich radicaal in de witte familie plaatst, in de weidse open ruimte, de openheid. Maar het is altijd een middenweg. We zien dit ook expliciet uitgedrukt in een andere zentekst: ‘De harmonie van eenheid en veelheid’, toegeschreven aan Shitou (8e eeuw). Hij vergelijkt de relatie tussen het conventionele en het uiteindelijke met de relatie tussen de voorste en de achterste voet bij het lopen. Ze gaan voortdurend samen.
Maar hoe kunnen we die ‘grenzeloze leegte die niet kan worden doorgrond of gemeten’ begrijpen? Je kunt er op drie manieren naar kijken.
De eerste is ontologisch. Ontologie gaat over de vraag wat bestaat. Het is de centrale vraag van de Griekse filosofie. Voor Plato was de zichtbare wereld slechts een onvolmaakte afspiegeling van de ideeën. De enige echte wereld was de wereld van de ideeën. Analoog hieraan zou je kunnen denken dat in het boeddhisme alleen de leegte echt bestaat en al het andere illusie is. Het is de filosofische benadering. Nagarjuna waarschuwde hier voor: leegte is het loslaten van alle concepten, maar als je vasthoudt aan het concept leegte, ben je hopeloos verloren.
De tweede manier is mystiek. Het gaat niet om wat is of wat niet is, maar om de mystieke ervaring. Naar analogie met de Christelijke mystiek wordt de ervaring van de ‘grenzeloze leegte die niet kan worden doorgrond of gemeten’ het ultieme doel van het boeddhisme. De leegte is hier het boeddhistische equivalent van de persoonlijke God van het Christendom. Die ervaring kan bereikt worden door intense meditatie.
Ik herinner me, jaren geleden, hoe iemand op een intense zenretraite van zijn leraar de opdracht kreeg om op alles wat in de meditatie opkwam te reageren met ‘ik betwijfel dat’. Na tien dagen sloeg de bliksem in en had hij een diepe ervaring. Hij waande zich verlicht, en zijn leraar bevestigde hem daarin. Hij wenste mij dat ik die ervaring ook zou kunnen meemaken. Ik bedankte. Het voelde niet oké voor mij, ook al kon ik op dat moment dat gevoel niet duiden.
De derde manier is veel pragmatischer. Het gaat er niet over dat alles illusie is, maar dat we de neiging hebben om ons over alles illusies te maken. Bijvoorbeeld, als ik ’s avonds naar huis rijd, dan weet ik waar ik woon, wat mijn huis is, en in welk bed ik die nacht ga slapen. Dat is geen illusie. Als ik dat niet wist, zou ik doelloos en verloren door de stad zwerven en uiteindelijk in de psychiatrie belanden. Maar de illusie is de zekerheid dat ik die nacht in mijn eigen huis, in mijn eigen bed ga slapen. Het ziekenhuis ligt vol met mensen die niet van plan waren daar de nacht door te brengen. Er is geen zekerheid.
Eigenlijk was die instructie van ‘ik betwijfel dat’ zo gek nog niet. Eigenlijk is dat een heel eenvoudige zeninstructie. Onze geest creëert zekerheden, die we nodig hebben om te overleven, maar die er niet zijn. Oké, besef dat, ga zitten en kijk op die manier. Niet in termen van ‘dingen die wel of niet bestaan’.
‘Dit is wat het is’ zegt Huangbo. Gun het jezelf om niets te hebben om je aan vast te houden. Het belangrijke woord hier is gunnen, want uiteindelijk is er ook niets om je aan vast te houden. En onvermijdelijk zie hoe je geest wel van alles wil doen, en duiden en vastleggen. Maar ga ook daar niet tegen in. Dat is wat je geest nu eenmaal doet. Zie ook dat gewoon bezig. Zo eenvoudig is het.
Dat is wat Bodhidharmas ‘weidse open ruimte, niets is heilig’ wil zeggen. Het is geen waarheid, geen ervaring, maar iets wat we doen. We openen onze geest en maken niets heilig, we trekken niets naar voor, we duwen niets naar achter. In die openheid blijven we zitten. ‘Begin erover te redeneren, en je raakt meteen in de war’, zegt Huangbo.
Waarom zouden we dat doen? Waarom gaan zitten in die weidse open ruimte? Omdat we riskeren vast te lopen in zekerheden die niet zeker zijn. Omdat we riskeren te grijpen naar vastheid die er niet is. Omdat we riskeren in de zoektocht naar zekerheden die er niet zijn, ons mededogen te verliezen en onnoemelijk veel lijden te veroorzaken. Maar we blijven niet zitten. ‘Het zien van het ultieme is nog niet de verlichting’ schrijft Shitou. Onze praktijk brengt ons altijd terug in de conventionele werkelijkheid. Het is als de voorste en de achterste voet bij het lopen. Het conventionele en het ultieme zijn onafscheidelijk.
Huangbo noemt, enkele zinnen verder in zijn onderricht, ook de zes paramita’s, de zes volmaakte deugden van de bodhisattva’s. Hij wijst ze niet af. ‘Wanneer de gelegenheid om te geven zich voordoet, geef dan’, zegt hij. (Dana, geven, is de eerste paramita.) Maar als je de paramita’s wil cultiveren met de intentie om de verlichting te bereiken, zit je er glad naast: je bent al perfect. Ontwaken kun je alleen in dit ogenblik.
Hij voegt eraan toe: ‘Of je nu je doel bereikt in dit ogenblik, of na het doorlopen van de tien stadia op het pad van de bodhisattva, het maakt niet uit. Want er zijn geen graden van diepgang, dus deze laatste methode brengt alleen maar eonen van onnodig lijden en zwoegen met zich mee.’
En dat verheldert meteen de laatste woorden van Shitou’s tekst: ‘Verspil geen tijd’.
Kan het duidelijker?
Sacha zegt
Wat een super interessant stuk!! Is eerste keer dat ik boeddhistisch dagblad lees.
Siebe zegt
Ik denk dat Boeddha heeft gezien, onderwezen, begrepen dat psychologisch functioneren onvermijdelijk komt met ellende, lijden, druk, spanning, vertwijfeling, onzekerheid, gevoelens van onveiligheid, en meer van die dingen. Want in het psychologisch functioneren, functioneert een Ik als entiteit, die van alles beleeft en de eigenaar is van die belevingen. Het draait altijd maar om die notie van Ik.
Ik geloof wel dat er gewoonweg geen einde aan lijden kan zijn zolang je als mens psychologisch functioneert. Dat klinkt misschien extreem maar volgens mij klopt het toch wel. Het spirituele Pad is toch wat anders. Boeddhisme is denk ik ook wat anders. Mystiek is ook wat anders. Het gaat verder en voorbij psychologie.
Psychologisch is de realiteit waarin je leeft een beeldenrijk, een rijk van voorstellingen. In dat rijk is de realiteit ook cinematografisch van aard. Een wereld van voorstellingen. Maar spiritueel en boeddhistisch bezien, is opgaan in deze wereld van voorstellingen alsof dit de realiteit is, en alsof je dat werkelijk bent, nou precies wat begoocheling behelst.
…”Het gaat er niet over dat alles illusie is, maar dat we de neiging hebben om ons over alles illusies te maken…” (Edel)
Dat vind een perfecte definitie van psychologisch functioneren. Zolang we psychologisch functioneren maken we ons over alles een illusie. Dat is denk ik dat de Boeddha in de kern zag toen hij ook leerde dat de beeindiging van de eigenwaan Ik ben het voornaamste geluk is. (Udana2.1)
Vseslav Botkin zegt
Mooi stuk. Het Spartaanse karakter van shunyavadi zoals Zen en Madhyamaka heeft me altijd sterk aangesproken; ook de dharma kan een blok aan je been worden. “Woorden zijn niet als politieagenten op jacht; we zijn niet onderworpen aan hun onafhankelijkheid” (Chandrakirti).
Binne zegt
Verspil geen tijd!
Nu!
Ontwaak!
Hier word ik blij van.
Er is geen reden om nu al blij te zijn voor het ontwaken.
Nu. Of over 1 seconde. 1 dag. 1 leven. 2 levens. Het maakt niet uit.
Er kan ontwaken zijn.
Dat maakt blij.