Het belang van onderwijs in de opvoeding kan niet voldoende benadrukt worden. Het is dan ook geen verrassing dat de koepelorganisatie van de boeddhistische verenigingen in België, de Boeddhistische Unie van België (BUB), sinds een aantal jaren opleidingen o.a. voor toekomstige leraren boeddhisme organiseert.
Ook in andere Europese landen wordt deze noodzaak al een hele tijd aangevoeld. Wellicht kunnen we nog wat leren van de Oostenrijkse situatie die in onderstaand artikel werd geschetst door Myoshin-Friedrich Fenzl in Dharma World .
Oostenrijk heeft ontdekt dat er vijf principes noodzakelijk zijn om boeddhistisch onderricht in een niet-boeddhistisch land te kunnen verbeteren – maar de belangrijkste taak zou toch de opleiding van competente Dharma leraars moeten zijn.
Jaren geleden, in de lente van 1983, kreeg boeddhisme een officiële status in Oostenrijk. Dit was de eerste keer dat boeddhisme officieel werd erkend op het Europese vasteland. Door deze erkenning kende de Oostenrijkse regering aan de boeddhisten al de rechten en privileges toe die de volgelingen van de hoofdreligies (christendom, jodendom en islam) al lang hadden genoten in Oostenrijk.
Oostenrijkse boeddhisten hadden hard gewerkt om deze wetgeving erdoor te krijgen en waren erg opgetogen, maar eens deze erkenning bereikt, ontstond, in het bijzonder bij de jongere generaties, een tot dan onuitgesproken belangrijke bezorgdheid: er was dringend nood aan degelijk onderricht voor kinderen en jongeren in het land. Sommigen pleitten voor doorslaggevende stappen om een boeddhistisch onderricht te creëren dat voldoende uitgebreid zou zijn om de vele noden van de boeddhistische gemeenschappen in Oostenrijk voor decennia lang in de toekomst veilig te stellen. Aldus werd de Oostenrijkse Boeddhistische Vereniging opgericht als een religieus orgaan dat een curriculum zou ontwerpen voor boeddhistisch onderricht en dat algemene richtlijnen zou geven voor de opleiding van leraren boeddhisme.
De Rooms-katholieke gordel van Europese naties strekt zich over het continent uit van Spanje en Ierland in het westen tot Polen, het thuisland van de huidige paus (was Johannes de 23ste), in het oosten. Oostenrijk bevindt zich in het midden, met 87 procent van zijn bevolking behorende tot de Rooms-katholieke kerk. Ook al is in veel gevallen deze verwantschap slechts nominaal, de intellectuele en culturele impact van het Rooms-katholieke denken op Oostenrijkers was altijd diepgaand.
Tot het midden van de negentiende eeuw werd het schoolonderricht in Oostenrijk bijna uitsluitend gedomineerd door de Rooms-katholieke kerk, die duizenden scholen van alle niveaus beheerde. Mijn vader en veel leden van mijn familie liepen bijvoorbeeld school in de Kremsmünster abdij, een klooster dat basisonderwijs verzorgde sinds de achtste eeuw – in die tijd heersten de Nara keizers over Japan. Heel wat katholieke scholen bouwden een excellente reputatie op, zowel in binnen- als in buitenland. Maar nog effectiever dan de opleiding van jongeren in de school was het subtiele onderricht dat uitging van de katholieke opvoeding thuis, met de bedoeling een kind om te vormen tot een trouwe volgeling van het katholieke geloof en zijn instelling in de wereldse maatschappij – de kerk.
Het doel van de Oostenrijkse Boeddhistische Vereniging is een atmosfeer te creëren die jonge boeddhisten een gelijkaardige voedingsbodem en begeleiding kan bieden.
De Oostenrijkse Religie Wet staat de opleiding van een erkende religie toe in eender welke officiële school van zodra er drie of meer kinderen tot die religie behoren. Maar voor boeddhisten wordt dit privilege tenietgedaan door hindernissen op een veel eerder niveau.
1.Situatie binnen de familie
Het eerste obstakel wordt gevormd bij de kleinste cel in de samenleving – de familie. Diegenen die op de hoogte zijn van de boeddhistische gemeenschappen in centraal Europa realiseren zich dat vaak slechts een enkel familielid boeddhist is, meestal de vader. Deze situatie veroorzaakt niet alleen dat de boeddhistische vader geïsoleerd wordt, maar ook dat er een belangrijke tekortkoming dreigt in het religie-onderricht van de kinderen. Indien de niet-boeddhistische echtgenote een fervent aanhanger is van een andere religie, is ze wellicht een christen. Huwelijken van een boeddhist met een moslim of een hindoe komen slechts uitzonderlijk voor in centraal Europa, ook al kan dit in Oost-Azië heel anders liggen. Christenen zijn door hun kerk verplicht en worden aangespoord om bij iedere gelegenheid – zoals huwelijk, doopsel en vormsel – hun kinderen de boodschap van Jezus Christus te onderwijzen. In het recente verleden gebeurde het zelfs dat een christelijk conservatieve priester weigerde een kind te dopen als een van de ouders niet gelovig was, of als niet beide ouders beloofden hun kind op te voeden volgens het christelijk geloof.
Netelige positie
De boeddhistische partner in een huwelijk met een niet-boeddhist bevindt zich vaak in een netelige positie. Hij voelt zich verplicht door de boeddhistische tolerantie om toegevingen aan zijn partner te doen. Hij wordt geconfronteerd met sociale kringen die zich in het beste geval onverschillig opstellen jegens boeddhisme. Vaak is zijn eigen familie, alsook die van zijn echtgenote, christen, gedeeltelijk vanuit traditie, de zogenaamde christenen door het certificaat van het doopsel, gedeeltelijk vanuit devotie. Zijn buren, vrienden en leraren van zijn kinderen zijn christen. De christen partner ontvangt morele steun van haar priester, deken of kerkcongregatie. Maar waar kan de boeddhistische partner de steun vinden die nodig is om zijn kinderen groot te brengen in de Boeddha Dharma, en om zijn kinderen de edele leer van de Verlichte te onderrichten?
Daarenboven leeft het merendeel van de boeddhisten in centraal Europa geografisch verspreid van elkaar – 80 procent van alle Duitssprekende boeddhisten leven geïsoleerd van elkaar – en missen daardoor steun van de gemeenschap . Bovendien is het niet de gewoonte dat boeddhistische gemeenschappen de idee van boeddhistische solidariteit cultiveren of zich moeite getroosten om strategieën te ontwikkelen voor het boeddhistisch onderricht van hun jongeren. Daarom is het niet verwonderlijk dat het merendeel van de kinderen uit dergelijke gemengde huwelijken wordt opgevoed vanuit het christelijk geloof. In mijn meer dan veertig jaar praktijkervaring als Dharmaleraar heb ik meermaals situaties meegemaakt waarbij devote boeddhisten gezwicht zijn voor de druk van hun christelijke omgeving en de keuze maakten hun kinderen niet groot te brengen volgens de leer van Shakyamuni. Hoe spijtig! Zelfs de meest tolerante boeddhist kan zich hierbij niet anders voelen dan dat dit verkeerd is, dat de boeddhistische idee van tolerantie en goodwill misbruikt werd.
Keuze van de huwelijkspartner
Boeddhistisch onderricht zou moeten beginnen bij de keuze van de huwelijkspartner. Vaak doe ik bij onze jonge boeddhistische mannen en vrouwen de oproep om evenveel aandacht te besteden aan de religieuze overtuiging van hun toekomstige partner als aan seks appeal, beroep, gezondheid of vermogen. De vraag omtrent religie-onderricht en de toegevingen die de partner in dit opzicht bereid is te doen, zijn cruciaal voor een eerlijk, harmonieus huwelijk, eentje dat diepgang kan geven aan de relatie tussen twee personen van een verschillende levensovertuiging.
- Situatie in de maatschappij
Het tweede obstakel wordt gevormd door de maatschappelijke omstandigheden.
De westerse maatschappij is vormgegeven vanuit tweeduizend jaar Christendom. Doorheen die periode heeft de leer van Jezus Christus haar stempel gedrukt op onze cultuur in kunst, muziek en literatuur. De belangrijke, tijdloze meesterwerken van de westerse geest geven uitdrukking van deze invloed, net zoals folklore, gewoonten en festivals bij de overgang van de seizoenen. Op gelijkaardige manier zou dit een doel kunnen worden van het onderricht in de leer van de Boeddha: in wezen de vorming van de visie en het bewustzijn van een generatie jongere boeddhisten.
Terwijl de scholen in Oostenrijk tegenwoordig erg geseculariseerd zijn, blijft christelijk religie-onderricht een verplicht onderdeel van de lessen. Ouders hebben het recht om hun kinderen uit die lessen te houden, en teenagers kunnen vanaf hun veertiende op eigen initiatief beslissen weg te blijven. Hoe dan ook, zo een beslissing is noch eenvoudig noch praktisch.
Vooral in kleinere steden en dorpen waar vooroordelen meer overheersen dan in steden met anonieme massa’s mensen, lopen kinderen die opteren de christelijke lessen over te slaan, het risico om behandeld te worden als buitenstaanders en onderhevig te worden aan discriminatie. De positie van deze kinderen dreigt zelfs nog kwetsbaarder te worden indien hun ouders een positie van aanzien in de maatschappij bekleden – zoals dokter, leraar, ambtenaar of zakenman bijvoorbeeld – en waarbij hun leven dus meer openbaar bekend raakt. In Oostenrijk is dergelijke discriminatie duidelijker merkbaar in het westen, met zijn traditionele provincies langsheen de Duitse en Zwitserse grenzen, dan in het oosten waar de hoofdstad Wenen zich bevindt.
Men kan niet ontkennen dat een kind dat als boeddhist door het leven gaat in een christelijke maatschappij zich heel wat dingen zal moeten ontzeggen waarvan een christelijk kind wel kan genieten – Kerstmis en Sint-Niklaas enerzijds, vormsel en heilige communie anderzijds. Bij deze gelegenheden is het christelijk kind het centrum van het familiaal leven; los van de geschenken dat het krijgt van ouders en familieleden, is er ook het blij uitkijken naar die feesten, en naar het samenzijn met vrienden en schoolkameraden. Boeddhistische kinderen zouden, bij gebrek aan dergelijke plezierige ervaringen, bittere frustratie en een gevoel van inferioriteit kunnen ervaren.
Doorheen de jaren heb ik dikwijls de opinie gehoord dat het beter is dat kinderen kunnen opgroeien naast hun klasgenoten of speelkameraadjes dan dat de aandacht te zeer zou gaan naar hun religieuze verschillen. Dit was in feite de situatie bij bijna alle 147 jonge Tibetaanse kinderen die door gastgezinnen in Zwitserland in de vroege zestiger jaren werden grootgebracht, dertien kinderen vormden de uitzondering. Zoals een studie door een Zwitserse en een Duitse ethnosociologist vermeldt, waren deze Zwitserse pleegouders, ondanks een belofte aan de Dalai Lama dat de kinderen zouden worden opgevoed volgens de boeddhistische leer, er hoofdzakelijk om bezorgd dat “de kinderen zich geïsoleerd zouden voelen indien ze een andere religie zouden gehad hebben dan hun pleegbroers en –zusters en hun schoolmakkers.” Ditzelfde standpunt werd verwoord door interraciale koppels in Oostenrijk bij wie de Aziatische partner boeddhist was.
Sociale outlaws
We moeten zeker situaties proberen te vermijden waarbij boeddhistische kinderen in een christelijke maatschappij zouden aanzien worden als sociale outlaws (vogelvrijverklaarden) of waarbij zij het slachtoffer van frustratie of isolatie zouden worden. Onlangs stuurde ik aanbevelingen naar autoriteiten in Oostenrijk en Duitsland over hoe de leer van de Boeddha zou kunnen onderricht worden in families en in de maatschappij. Mij lijkt het belangrijk dat boeddhistische kinderen hun eigen feestdagen en festivals kunnen vieren. En vooral op de dagen dat christelijke kinderen hun festivals hebben, zouden boeddhistische kinderen de warmte en affectie van hun ouders moeten kunnen voelen. De ouders zouden de kinderen dan speciale ervaringen kunnen bieden – een trip om iets te bezoeken dat hen na aan het hart ligt, een beestje, bloemetje of kunstwerkje. Dit zouden dagen moeten zijn die hen langer bijblijven.
Ik vraag u, waarom zouden we geen speciale boeddhistische feesten voor kinderen in het leven roepen? Deze feesten zouden aan de kinderen een gevoel kunnen geven dat ze echt tot de boeddhistische gemeenschap behoren, met heel wat meer betekenis dan een saaie, geraffineerde voordracht of een urenlange meditatie.
Terzelfdertijd is het belangrijk dat boeddhistisch religie-onderricht noch de christelijke religie noch haar praktijken negeert. Boeddhistische jeugd zal enerzijds baat hebben bij de kennis van christelijke religieuze gewoonten, en anderzijds waardering voor de vele westerse kunstwerken en muziek geïnspireerd door het christelijke geloof. Maar we moeten het belang benadrukken van de rechten en de verantwoordelijkheden van boeddhistische ouders. Hun kinderen opvoeden, en ze de levensfilosofie van hun ouders bijbrengen, is een universeel recht van alle burgers in een democratische maatschappij, en een authentiek menselijk recht, ongeacht de religie.
Boeddhistische organisaties zouden er, op nationaal en internationaal niveau, op moeten toezien dat dit menselijk recht geen geweld wordt aangedaan. Dit zou het publieke standpunt moeten zijn van de boeddhisten in de Europese maatschappij van de toekomst. En het zou de verantwoordelijkheid moeten zijn van de individuele boeddhist om zijn kinderen de edele waarheden van Shakyamuni Boeddha te onderrichten.
- Gebrek aan boeddhistische literatuur
Dit is het derde obstakel – het gebrek aan boeddhistische literatuur in Oostenrijk.
Het merendeel van de boeddhisten in het westen maken voor het eerst kennis met de leer via het geschreven woord. Lang vóór ze hun eerste boeddhistische dienst of hun eerste meditatiecursus bijwonen, lazen ze een boeddhistisch boek, of ze het nu per toeval in een boekhandel vonden of van een vriend of collega ontvingen.
Er zijn meer kopers van boeddhistische boeken dan er leden zijn van boeddhistische verenigingen en gemeenschappen. Het grote aantal aan boeddhistische titels dat ieder jaar wordt gepubliceerd veronderstelt een breed en ontvankelijk publiek voor het boeddhistische gedachtengoed. Hun beschikbaarheid komt tegemoet aan een algemene interesse in de leer, en de boeken voorzien boeddhistische ouders en leraren van bruikbaar advies om hun kinderen op te voeden, en ze stellen jongeren in de gelegenheid de leer te benaderen via aan hun leeftijd aangepaste literatuur. Het is echter te betreuren dat van de vele titels die voor de internationale markt bedoeld zijn, slechts een klein aantal beschikbaar is in de Duitse taal.
Niet alle Oostenrijkers en Duitsers hebben voldoende kennis van de Engelse taal om boeddhistische literatuur in het Engels vloeiend te kunnen lezen; bij de jongeren is dit aantal nog lager. Daarnaast richten de beschikbare boeddhistische boeken zich meer specifiek tot een Aziatisch of Amerikaans publiek, en is hun context niet makkelijk vertaalbaar naar de cultuur van centraal Europa. Daarom is het absoluut noodzakelijk dat een substantieel pakket aan boeddhistische literatuur wordt geproduceerd voor Oostenrijkse en Duitse lezers in het Duits en in andere Europese talen.
- Afwezigheid van een boeddhistische religieuze geschiedenis in Europa
Tenslotte heeft boeddhisme weinig geschiedenis of traditie in Europa. De specifieke situatie van boeddhisten, hun leven lang omringd door christendom, duidt zowel op obstakels als op de nood om een boeddhistisch onderwijssysteem tot stand te brengen.
Boeddhisten in Azië kunnen terugkijken op een lange geschiedenis van boeddhistisch onderricht dat zijn haalbaarheid doorheen eeuwen heeft bewezen, maar het boeddhisme in het westen is een kwestie van terra incognita (nog onbekend terrein). Natuurlijk zijn er verschillende wegen mogelijk om boeddhistisch onderricht in Europa te realiseren, afhankelijk van de verscheidenheid aan boeddhistische scholen, en van de vraag of het meer filosofisch dan wel religieus van aard moet worden. Nochtans zijn er, globaal gezien, bepaalde grondbeginselen waarover iedereen het kan eens zijn bij de opzet van boeddhistisch onderricht.
Wat de onmiddellijke toekomst betreft zouden volgende punten in overweging genomen dienen te worden:
(a) De opleiding van een contingent boeddhistische Dharmaleraren. Dit contingent zou moeten gerekruteerd worden uit professionele leraars, sociaal werkers, jeugdpsychologen, en dergelijke. De lijst kan uitgebreid worden met studenten die een leraarscarrière voor ogen hebben alsook met leken die interesse tonen in en talent hebben voor opvoeding.
(b) Seminaries die de leer van de Boeddha en de Dharmaleraren bekend maken bij het breder publiek.
(c) Weekendcursussen en meetings voor begeleiding en advies van ouders en opvoeders.
(d) Een jaarlijks boeddhistisch jeugdzomerkamp – voor kinderen tussen acht en vijftien jaar oud – waar de studie van de leer wordt afgewisseld met spel en sociale activiteiten.
(e) Een project om een boeddhistische kleuterschool in het Duitssprekend gedeelte van Europa op te richten als een model voor toekomstige initiatieven.
- Toestand van boeddhistisch religie-onderricht in Oostenrijk
Bij de erkenning van het boeddhisme door de Oostenrijkse regering, legde het bestuur van de Oostenrijkse Boeddhistische Vereniging aan het Ministerie van Onderwijs een curriculum voor het boeddhistisch religie-onderricht voor. Dit curriculum werd officieel door de verordening van 20 mei 1992.
Volgens deze verordening worden leraars boeddhistische religie betaald door het Ministerie van Onderwijs, en zijn de schoolautoriteiten verplicht geschikte voorzieningen te treffen voor boeddhistisch religie-onderricht. Al wat vereist is, is – zoals hoger vermeld – een minimum van drie kinderen van wie de ouders te kennis geven dat ze boeddhistisch onderricht voor hen wensen. Voor het ogenblik brengen zestien mannelijke en vrouwelijke religieleraren de edele leer van Shakyamuni bij leerlingen van het basisonderwijs en het secundair onderwijs in zeven van Oostenrijks negen provincies.
Tussen de studenten bevinden zich inlandse Oostenrijkers zowel als Oost Aziaten die al jaren in Oostenrijk wonen. Enkele jaren geleden werd een boeddhistisch eindexamen, in Oostenrijk gekend onder de naam “Matura” ingevoerd; sindsdien slaagden meer dan een dozijn studenten met succes voor deze proef. (Boeddhistisch religie-onderricht was recent het onderwerp van een speciaal programma op de Oostenrijkse televisie).
De directeur van het boeddhistisch religie-onderricht is Kurt Krammer, een leraar bij een commerciële hogeschool. Hij is de voorzitter van de Boeddhistische Vereniging van Salzburg, en hij is zelf boeddhistisch religie leraar.
Boeddhistische religie leraars worden op dit ogenblik opgeleid via correspondentiecursussen en seminaries van drie dagen, die drie of vier keer per jaar worden georganiseerd. De Oostenrijkse boeddhisten hopen van ganser harte dat op middellange termijn een instituut voor boeddhistische onderricht wordt opgericht.
Fragmenten uit het filmpje 24/7, isn’t that too much? waarbij je de tempelverantwoordelijke een week lang kan volgen: https://www.youtube.com/watch?v=LnPGnyLKsI0
credits: jikōji-sangha, en vooral Nicolas De Geest – 2014.
Kay zegt
Juist het Westen geeft in haar politiek-systeem ruimte voor verscheidenheid. Het principe dat het individuele leven de basis vormt is een ongelooflijk strek principe. Misschien mensen onvoldoende volwassen om zo’n sterk principe te dragen, maar het kan. Natuurlijk zijn er moeilijkheden. Die individuele vrijheid in het Westen is voor iedereen gelijk, en dat is een ongehoorde verrijking van het leven.
Davy zegt
Als ouder proberen we de boeddhistische waarden op een ludieke manier uit te leggen, inclusief het respect voor andere godsdiensten, vb. het Christendom.
De zoon heeft z’n eerste communie niet gedaan, maar we zijn dan een weekendje weg geweest. Hij had daar geen problemen mee, is voldoende matuur om dit te plaatsen. De dochter, die meer van ‘feestjes’ en groepsgevoel houdt, zal het hier wellicht moeilijker mee hebben.
Boeddhistische feestdagen hoeven voor ons niet, veel belangrijker is het om te leven én handelen volgens het boeddhistisch gedachtengoed, zonder te vervallen in, zoals het in Azië toch dikwijls geëvolueerd is, een blinde devotie en blind uitvoeren van rituelen, die veel weghebben van andere theïstische godsdiensten.
Al mag de erkenning van het boeddhisme in België wel snel volgen, inclusief het vrij kunnen kiezen voor boeddhisme als religie-onderricht in het onderwijs !